Herinneringen: Modemeisjes

Ik fiets naar school. Al vanaf het schuurtje naar de weg is het klimmen geblazen. De uitlopers van het Veluwemassief doen een permanent beroep op de conditie van de bewoners. Dat zal in vroeger tijden nog wel erger zijn geweest toen de wegen en paden uit louter zand bestonden. Naar school is het achtentwintig minuten fietsen. Gemiddeld genomen. Met wind mee zes minuten minder en met die vaak snijdende oostenwind tegen, acht minuten meer. Heuvel op, heuvel af.

Soms regent het zo hard dat het water in stromen over de weg loopt, bladeren, twijgen, soms hele takken met zich meevoerend. Van boven tot onder gestoken in een waterdicht regenpak rijd ik er doorheen. Maar het water loopt dan wel vanaf de pijpen mijn schoenen in. Niet erg, op school schoenen en sokken uit en op de centrale verwarming leggen. Binnen een kwartier kan ik mijn sokken die op een eigenaardige manier opeens stijver van stof zijn geworden, weer droog aantrekken. Alleen ruiken ze dan vreemd genoeg een stuk minder fris dan toen ik ze ’s ochtends schoon aantrok. Droge sokken mee naar school nemen zou een goede oplossing zijn geweest, maar vreemd genoeg denk ik daar altijd pas aan als ik soppend door de gangen naar het lokaal van die ochtend loop.

Ik ben altijd de enige die bij regen zijn spullen te drogen legt. Dat garandeert natuurlijk een plekje op de radiator, maar het verbaast me iedere keer weer. Misschien dragen mijn klasgenoten betere, hogere schoenen waar de pijpen overheen hangen.

Niemand neemt overigens aanstoot aan mijn sokkendrogerij. Men is op die school wel wat gewend. Vooral op de modeafdeling kan het er wat kleedgedrag betreft niet extravagant genoeg aan toe gaan. Men wint er zelfs met enige regelmaat prijzen mee. Shockerend in het leven staan, luidt daar het credo. Zonder opvallen kom je nergens in de modewereld. Al loop je in je blootje. Zolang je dat maar kunt beargumenteren in zo artistiekerig mogelijke termen. Studentes lopen soms huilend door de gangen van het gebouw omdat ze zich naar de mening van de docenten niet genoeg van hun studiegenoten kunnen onderscheiden. Sowieso is de school een vergaarbak van eenlingen, wel begiftigd met de nodige kunstzinnige talenten, maar voor het overige tamelijk wereldvreemd. En belast met een supergevoelig ego. Levend onder een kaasstolp en niet beseffend dat het gros van de bevolking er slechts schouderophalend aan voorbij gaat.

Ik haal er een onderwijsakte waarmee ik nog een aantal jaren met kunstvakken aan de weg timmer, maar ook in onderwijsland blijkt de wereld van alledag al te vaak ver weg.

Thuiskomend van school is er gelukkig nog altijd de buurvrouw. Ze werkt in een jeugdinstelling waar je met beide benen stevig op de grond moet staan wil je je werk goed kunnen blijven doen. Zij bewoont de benedenetage terwijl ik op de zolderverdieping verblijf waar ik een slaapkamertje en een woon-/werkvertrek tot mijn beschikking heb. De huur is redelijk en ik mag haar wasmachine gebruiken. Verder delen we de stofzuiger en, als dat zo uitkomt, het bed.

Ik fiets opnieuw dezelfde route. Niet meer vanaf het schuurtje want daarin staan fietsen van bewoners die na mij kwamen, vele jaren geleden alweer. Maar verder is op het hele stuk naar school vrijwel niets veranderd. De te passeren beken worden in buizen onder de weg geleid waar eeuwen geleden bruggetjes waren waar je tol moest betalen. De leuninkjes zijn er nog maar tegenwoordig zijn ze van kunstig gesmeed gietijzer. Niet echt nodig, maar het staat chic. Als je het als gemeente breed hebt kun je het ook breed laten hangen. Aan het schoolgebouw zelf is aan de voorzijde niets veranderd. Het staat nog steeds witgeverfd en met kolossale ramen te blinken in de zon. Wat ontwerper Gerrit Rietveld echter onderschat heeft is de werking van die zon. De ramen aan de zuidzijde van het gebouw zorgen binnen voor een broeikassfeer. Maar wellicht was dat wel opzet. Kunst eist zweet en tranen was misschien wel zijn visie achter het ontwerp.

Of het op de modeafdeling nog steeds zo buitenissig toegaat kan ik niet beoordelen. Misschien is men er na jaren tot de conclusie gekomen dat het voortdurend zetten van trends in een maatschappij die draait op modegedrag en kooplust, een immorele daad is. Roos Rebergen heeft er in haar lied Modemeisjes haar eigen gedachten over: ’Waar zijn de modemeisjes heen? Ondergedoken in Parijs?’ Misschien wel, maar ook in Parijs zullen de couturiers er vroeg of laat achter komen dat modegedrag geldverkwisting is en tot niets leidt.

Auteur: Ed Bruinvis

Studeerde voor tekenleraar aan de Arnhemse kunstacademie en normatieve maatschappijleer bij professor Hoefnagels (Radboud Universiteit). Is sindsdien actief in het vredes- en ontwikkelingswerk (Stichting Doca, Platform Arnhem Mondiaal en landelijk Platform tegen Wapenhandel). Publiceert behalve onderzoekswerk ook poëzie (Rivierklei, 2008, De Muze, 2015 en Vage klachten, 2019) en verhalen (Open op zondag, 2010 en Het terras, 2014), in 2017 gevolgd door de novelle Angelie. In 2019 verscheen (digitaal) het boek Arnhem Mondiaal over veertig jaar samenwerkende Arnhemse vredes- en ontwikkelingsorganisaties.

2 gedachten over “Herinneringen: Modemeisjes”

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *