Op bezoek

(Week van het Testament 2011)

Behoedzaam, bijna sluipend, liepen ze achter elkaar langs het tuinhek. Telkens tussen de struiken doorglurend leken ze nog het meest op twee schooljongetjes die van plan zijn te gaan belletje trekken. Bij een overhangende berk hield de voorste stil. Met zijn wandelstok wees hij tussen de dichte rododendrons door.

Lees “Op bezoek” verder

Trouwen

(Week van de Psychiatrie 2011)

Omdat hij een groot formaat weekendtas met zich meetorste, duurde het even voor hij helemaal binnen was. Maar eenmaal in het licht van het restaurant bleek hij een rijzige heer met keurig geknipt grijs haar en gekleed in een lange donkere mantel. Alleen die enorme tas, zwart met gele strepen, deed pijnlijk afbreuk aan het geheel. De ober snelde toe om zijn jas aan te nemen, hetgeen de man na enig weifelen toestond. De tas klemde hij echter tegen zich aan alsof zijn hele familiekapitaal erin was opgeborgen. Vorsend keek hij rond tot zijn oog op een leeg tafeltje achter mij viel. Met de tas voor zich uitgestoken manoeuvreerde hij als een reiziger in het gangpad van een drukke trein tussen de tafeltjes met etende gasten door. Ik zat al aan de koffie en kon het tafereel in alle rust aanschouwen. Dat was waarschijnlijk ook de reden dat hij even bij mijn tafeltje stilhield.

Lees “Trouwen” verder

Potten en pannen

(Cultuurbezuinigingen 2011)

‘Goedemiddag luisteraars. U heeft het onze staatssecretaris van Cultuur van de week horen zeggen: indien u ergens in uw museum een Rembrandtje heeft hangen maakt u in deze kabinetsperiode nog kans op subsidie van overheidswege. Maar houdt u er daarentegen een collectie opgegraven potten en pannen op na, dan kunt u staatssteun wel op uw museale buik schrijven. Aan de telefoon hebben wij op dit moment de heer Hendricus Hamerslag, conservator van het Nationaal Spijkermuseum te Laagwater. En dat ligt, en nu moet ik even spieken, onder de rook van Schroefhorst. Goedemiddag, mijnheer Hamerslag.’

Lees “Potten en pannen” verder

Het goudgeelgerande bladhappertje

‘Ja, luisteraars, u heeft het waarschijnlijk vanmorgen al op het nieuws gehoord of in uw ochtendblad gelezen: het goudgeelgerande bladhappertje is na een afwezigheid van zesenvijftig jaar terug in Nederland. Het diertje, plaatselijk ook wel bekend als het bronsgroen stengelbijtertje, is aangetroffen in de Kaasdorper Duinvallei, niet ver van pannenkoekenrestaurant In den Leegen Strooppot. Wij danken deze waarneming aan professor doctor Blikveld, emeritus hoogleraar aan de Universiteit van Bloemendaal die de vondst onmiddellijk meldde bij de Stichting tot Behoud van de Geleedpotigen. Op haar beurt maakte deze stichting, uiteraard na verificatie van de waarneming, het nieuws wereldkundig. Aan de telefoon heb ik op dit moment de echtgenote van de hoogleraar. Goedenavond, mevrouw Blikveld.’

Lees “Het goudgeelgerande bladhappertje” verder

Wandelen

Het bankje miste een rugleuning, maar het uitzicht over de vlakte was prachtig. En ik was na drie uur lopen blij mijn rugzak voor even te kunnen afdoen, want mijn overhemd was tot op de rug doorweekt. Ik schroefde de dop van de thermoskan en schonk mezelf een kop koffie in. Toen ik opkeek zag ik haar aan komen lopen. Ze droeg een korte broek, hoge kousen en een groen jagershoedje wat me op een vreemde manier even aan Tirol deed denken. Achter zich aan sleepte ze een grijs, stoffig hondje dat met zijn korte pootjes moeite had om door het zand heen te komen. Telkens wilde het dier even gaan liggen om bij te komen, maar dan gaf ze weer een rukje aan de riem en dribbelde het beestje weer een eindje moeizaam voort. Toen ze me zag zitten bleef ze staan en haar gezicht betrok. Ze boog zich over naar haar hondje.

Lees “Wandelen” verder

Fietsen

Hij fietste voorop en zijn witte jack stak scherp af tegen het paars van de hei en het donkergroen van de bosrand. Daarachter reed zijn vrouw, al niet minder opvallend in haar oranje vest en blauwe trainingsbroek. Bij iedere pedaalslag boog ze diep voorover om haar eega bij te kunnen houden. Het tafereel trok al van honderden meters afstand de aandacht en ontging ook het drietal edelherten niet dat eerst nog stapvoets door de hei ging, maar, toch al onrustig door de bronst, overging in draf op weg naar de veilige dekking van het bos. Met de zware geweien gestrekt in hun nek verdwenen ze tussen de stammen. Nog even hoorde ik het gekraak van brekende twijgen, toen werd het stil.

Lees “Fietsen” verder

Vakantie

Hij draagt een bril met fors montuur en een roodgestreept overhemd en hij heeft een caravan zo groot als een huis. Met de nodige stuurmanskunst heeft hij hem aan de overzijde van het veld langs de rij struiken geparkeerd. Het ding staat er pontificaal, opdringerig wit tussen al het zomergroen, maar netjes. Hij weet niet goed wat hij zal gaan doen. Hij is schadevrij op het veld aangekomen, dat was al heel wat, maar wat nu? Hij staat besluiteloos in de opening van zijn huis en kijkt het veld over als een legeraanvoerder die het eigenlijk nog te vroeg vindt voor het geplande offensief, maar ook niet weet of nietsdoen zijn troepen wel gemotiveerd houdt. Hij grijpt de ligstoel naast hem, klapt hem uit en plaatst hem op het gras naast het trapje van zijn huis. Het ding staat er wat verloren, past niet zo goed bij de imposante koele gevel. De man ziet dat ook, weifelt, grijpt de stoel weer bij de armleuningen, klapt hem dicht en zet hem licht geërgerd terug in het interieur. Vergeefs meegenomen, zie je hem denken.

Lees “Vakantie” verder