Ze zet een dienblad met daarop een twaalfuurtje op het tafeltje naast het mijne.
‘Vindt u het goed als ik naast u kom zitten?’
‘Uiteraard’, zeg ik en buig me weer over mijn schrijfwerk.
Ze trekt haar mantel uit en hangt hem over de stoel. Daaroverheen drapeert ze een vest, dan een brede kleurige sjaal en ten slotte een fors uitgevallen wollen muts. Het ding glijdt er meteen weer af en valt op de grond maar daar bekommert ze zich niet om. Even voel ik de in mijn vroege jeugd ingehamerde gewoonte om iets wat op de grond valt meteen weer op te rapen, maar ik beheers me en blijf zitten.
Lees “Ontmoetingen: De lodge” verder