Dromen: Sollicitatie

De functie van raadsadviseur waarop ik had gesolliciteerd of, beter gezegd, waarvoor ik was uitgenodigd door een deftig sprekend heer die mijn telefoonnummer op internet had gevonden, bracht mij naar een achteraf stadje in het oosten des lands. Ik kende de naam van het stadje omdat ik op de lagere school altijd braaf meedeed met het per provincie opdreunen van de plaatsnamen. U kent dat nog wel: Hoogezand, Sappemeer, Zuidbroek, Scheemda, Veendam, Wildervank en ga zo maar door.

Ik was er echter nog nooit geweest en dat wreekte zich onmiddellijk want men spreekt er een stevig Saksisch dialect waar ik geen touw aan vast kon knopen. Dat was temeer vervelend omdat de Raadhuisstraat waar ik mij te melden had door wegwerkzaamheden onbereikbaar was geworden. Behulpzame voorbijgangers waren mij weliswaar ten dienste met het aanwijzen van alternatieve routes, maar door de taalbarrière kon ik er toch niets mee aanvangen. Omdat de tijd drong baande ik mij ten einde raad een weg over steenhopen en door kuilen met rul zand, mij ondertussen doof houdend voor de dreigende kreten van het stratenmakersvolk.

Eén minuut voor het afgesproken tijdstip beklom ik een hardstenen trap met gietijzeren leuning die uitkwam op een plateautje waar een in driedelig grijs gestoken heer mij stond op te wachten. Met een eenvoudig handgebaar leidde hij mij via een vestibule en een lange donkere gang naar een kamer waar in het midden een enorm eikenhouten bureau stond. Erachter zat een klein dametje, het grijze haar in een knotje samengebonden op het achterhoofd. Over een iel brilletje keek ze me zwijgend maar niet onvriendelijk aan.

‘De heer Lindenboom?’

‘Verlinden’, verbeterde ik terwijl ik tegenover haar plaatsnaam in een fors uitgevallen lederen stoel met ijzerbeslag.

Ze keek snel op een blaadje dat voor haar op een schrijfblad lag en schudde toen afkeurend haar hoofd.

‘Neemt u mij niet kwalijk, meneer Verlinden. Ik zie het hier inderdaad correct staan. Mijn verspreking komt omdat iedereen, bijna iedereen moet ik zeggen, in deze contreien naar een boom is genoemd: Karseboom, Eikelenboom, Hoogeboom, noemt u maar op. Oude Germaanse invloeden zogezegd. Nog stammend uit de tijd dat bomen als heilig werden beschouwd. U kwam voor de functie van grimeur?’

‘Grimeur?!’, vroeg ik verward. ‘Nee, die van raadsadviseur.’

Er gleed een verbaasde trek over haar ingevallen gezichtje.

‘Raadsadviseur? Ik zou niet weten wie hier geadviseerd zou moeten worden. Een ogenblikje, ik vraag het meteen na.’

Ze tilde een hand op en liet die met een klap neerkomen op een koperen belletje voor haar op het bureau. Op hetzelfde moment ging de deur open en trad de heer in driedelig grijs binnen.

‘U had gebeld, freule?’

‘Deze heer, Johan, solliciteert op de functie van raadsadviseur. Weet jij daar misschien meer van?’

‘Nee, freule, maar nu u het zegt herinner ik mij dat wij in het verleden wel een raadspensionaris in dienst hadden. Maar die is na een ruzie onthoofd.’

De vrouw hief gebiedend een hand op.

‘Genoeg daarover, Johan! En noem mij niet telkens ’freule’ waar bezoekers bij zijn. Zorg dat de heer Linden, eh, deze heer hier aangesteld wordt.’

De man verliet haastig het vertrek. Toen wendde de dame zich weer tot mij.

‘U ziet, wij houden hier van adequaat handelen al denkt men daar in het hoofdstedelijk gewest wel eens anders over. U kunt meteen beginnen want u bent hier nu toch, nietwaar? En u weet nu ook meteen hoe uw aanstelling afloopt wanneer wij niet tevreden over u zijn.’

De voordeurbel rukt mij uit de slaap. Ik spring uit bed, sla een ochtendjas om en haast mij de trap af. Op de stoep staat de postbode.

‘Môgge, meneer Verlinden. Een aangetekend stuk voor u. Als u hier even wilt tekenen?’

Ik staar naar de brief die hij voor me ophoudt. Het logo van het ministerie van Justitie prijkt in de linkerbovenhoek van de envelop. De postbode ziet me verschrikt kijken en schiet in de lach.

‘Justitie, meneer Verlinden, zo te zien. Als het maar niet uw doodvonnis is!’

Auteur: Ed Bruinvis

Studeerde voor tekenleraar aan de Arnhemse kunstacademie en normatieve maatschappijleer bij professor Hoefnagels (Radboud Universiteit). Is sindsdien actief in het vredes- en ontwikkelingswerk (Stichting Doca, Platform Arnhem Mondiaal en landelijk Platform tegen Wapenhandel). Publiceert behalve onderzoekswerk ook poëzie (Rivierklei, 2008, De Muze, 2015 en Vage klachten, 2019) en verhalen (Open op zondag, 2010 en Het terras, 2014), in 2017 gevolgd door de novelle Angelie. In 2019 verscheen (digitaal) het boek Arnhem Mondiaal over veertig jaar samenwerkende Arnhemse vredes- en ontwikkelingsorganisaties.

2 gedachten over “Dromen: Sollicitatie”

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *