Droom

De vrouw kwam het grindpad naast haar huis afgelopen en stak zonder op of om te kijken de straat over. Een auto die van rechts kwam claxonneerde waarop ze hevig schrok en terug vluchtte naar de andere weghelft. Daar fietste ik. Niet bedacht op haar plotselinge manoeuvre remde ik uit volle macht.

Nu bewees zich het nut van een verende voorvork want in plaats van over de kop te slaan, kwam de fiets pompend en stotend vlak achter haar tot stilstand. Ze draaide zich met een ruk om en keek me ontsteld aan.

‘Waar wordt u het liefst door geschept?’, vroeg ik. ‘Door een auto of door een fiets?’

‘Geen van beide’, antwoordde ze gevat maar met een benepen stemmetje. ‘Ik had u helemaal niet gezien. Ik was in gedachten.’

Tien minuten later zaten we in haar huiskamer aan de koffie. Ze had de open haard aangestoken. Geen echte maar een tv-scherm waarop zich zonder gevaar voor de omgeving vlammetjes op en neer bewogen. Voor de gezelligheid, zei ze. En of ik ook een speculaasje bij de koffie bliefde.

Drie weken later vond ik een briefje in de bus. Het bleek van haar zoon afkomstig die meldde dat zijn moeder een ongeluk had gekregen en met een heupfractuur in het ziekenhuis lag. Ik spoedde me erheen. Ik had verwacht dat ze in een speciale constructie zou liggen maar toen ik op mijn tenen haar kamer betrad, zat ze rechtop in bed en zwaaide me vrolijk toe.

‘Het is een vriendelijke breuk’, zei ze toen ik op een soort keukenstoel naast haar bed had plaatsgenomen. ‘Alles zit nog aan elkaar vast. Geen verschuivingen, zelfs geen vleeswond. Ik krijg alleen pijnstillers en die helpen goed. Morgen of overmorgen mag ik alweer naar huis.’

‘Zo!’ zei ik. ‘Daar hoor je wel eens andere verhalen over. Maar hoe kon dat nou toch gebeuren?’

‘Ik had akelig gedroomd,’ begon ze, ‘en wilde in de keuken wat te drinken halen. Toen gleed ik uit op de trap. Verder weet ik het niet meer. Ik kwam bij hier in het ziekenhuis.’

‘Maar hoe..?’

‘De buren. Ze hadden een dreun gehoord en waren gaan kijken. Zij hebben de ambulance gebeld.’

‘Prima buren’, zei ik.

‘Ja,’ zei ze, ‘maar het gekke was dat u in die droom in een auto zat die mij op straat probeerde te ontwijken. Daarbij verloor u de macht over het stuur en belandde u in de sloot tegenover mijn huis. De brandweer moest u uit de auto zagen. Alles leek eerst in orde maar opeens had u een gebroken heup, gek hè?’

Ik geloof niet in voorspellende dromen maar toen het bezoekuur voorbij was heb ik een taxi gebeld om mij naar huis te laten brengen.

‘En rijd u alstublieft zachtjes,’ vroeg ik de chauffeur toen hij me achterin plaats liet nemen.

‘Dat wordt dan een duur ritje voor u, meneer.’

‘Kan me niet schelen,’ zei ik, ‘als ik maar heel thuiskom.’

Auteur: Ed Bruinvis

Studeerde voor tekenleraar aan de Arnhemse kunstacademie en normatieve maatschappijleer bij professor Hoefnagels (Radboud Universiteit). Is sindsdien actief in het vredes- en ontwikkelingswerk (Stichting Doca, Platform Arnhem Mondiaal en landelijk Platform tegen Wapenhandel). Publiceert behalve onderzoekswerk ook poëzie (Rivierklei, 2008, De Muze, 2015 en Vage klachten, 2019) en verhalen (Open op zondag, 2010 en Het terras, 2014), in 2017 gevolgd door de novelle Angelie. In 2019 verscheen (digitaal) het boek Arnhem Mondiaal over veertig jaar samenwerkende Arnhemse vredes- en ontwikkelingsorganisaties.

2 gedachten over “Droom”

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *