Varen

Hij was wat gezet en al kalend. Zij had zich gekleed als een dertigster maar was beslist twintig jaar ouder. Maar het gaat uiteindelijk om de inborst, daar waren beiden vast van overtuigd. Ze hadden zich in een stil hoekje teruggetrokken en waren fluisterend aan hun samenzijn begonnen. Al snel echter kwamen ze niet meer over de achtergrondmuziek heen en dus steeg hun conversatie tot voor de omgeving hoorbare hoogte.

‘Je mag komen wanneer je wilt,’ zei hij, ‘dag of nacht, dat maakt mij niks uit.’

Ik vond het geen sterke binnenkomer maar de vrouw liet niets merken.

‘Ik weet niet wanneer, hoor’, zei ze. ‘Maar het is net of we elkaar al jaren kennen, vind je ook niet, Theo?’

Ook geen benadering waarvan ik weg zou smelten maar ik doe dan ook niet aan daten.

De man, met het gebaksvorkje nog in zijn mond, knikte echter gretig. Snel slikte hij het stuk appelgebak door.

‘Ja, dat vond ik nou ook al. Maar ik heet Leo hoor, niet Theo.’

‘O, is het echt? Ik dacht dat je Theo zei over de telefoon.’

‘Nee, Theo is mijn broer. Ik heet Leo.’

‘Maar had ik dan je broer aan de lijn, nee toch?’

‘Nee, je had mij aan de lijn maar ik vertelde dat mijn broer Theo heet. Mijn ouders hielden van rijmen. Mijn broer en ik zijn alle twee in december geboren, vandaar.’

‘O, zit het zo. Nou ja, Theo of Leo maakt ook niet uit eigenlijk.’

De man trok een bedenkelijk gezicht. Dat zag ook de vrouw.

‘Maar ik vind Leo wel een, hoe zal ik het zeggen, een stuk liever klinken. Ja, dat is het woord, liever.’

Het gezicht van de man klaarde weer op.

‘Bettie vind ik ook lief klinken.’

‘Ja, vind je? Het is Betty met i-grec.’

‘Met wat?!’ De man bracht zijn hand aan zijn oor en boog zich over het tafeltje naar de vrouw toe.

‘Een i-grec, een Griekse ij. Een ij zonder puntjes, begrijp je wel?’

Dat deed de man niet, dat was van een afstandje goed te zien. Hij veranderde snel van onderwerp.

‘Je kunt straks ook mee komen eten als je dat leuk vindt. Eten en drinken en net zoveel als je wilt. Dat maakt me niks uit.’

De vrouw maakte de wrong op haar hoofd los en schudde haar haar. Daarna bond ze het met geroutineerde bewegingen weer samen tot een nieuwe knot. Met een paar vingers wreef ze er zachtjes overheen alsof ze een baby in slaap streelde.

‘Eten en drinken? Nou, dat weet ik nog niet meteen, hoor Leo. We zitten net aan de koffie.’

‘En daarna kunnen we wat gaan varen. De hele middag voor mijn part. Dat maakt me helemaal niks uit.’

‘Varen? In een bootje?’

‘Nou, bootje. Het is een flink schip, hoor! Een tochtje over de Rijn, daar dacht ik aan. Heen en weer naar Emmerik. Ik betaal natuurlijk. Daar ben ik heel makkelijk in.’

‘Varen, hm. Weet je, Leo, ik houd niet zo van varen. Boten schommelen altijd zo. Daar kan ik niet goed tegen, ik word er misselijk van.’

‘O, maar van dit schip niet, hoor! Die naar Emmerik is een joekel van een schip, die schommelt niet. Daar vaart-ie ook veel te hard voor namelijk.’

‘Hm’, zei de vrouw weer en keek even opzichtig op haar horloge, ‘dat wordt misschien allemaal een beetje veel achter elkaar, vind je ook niet?’

De man haalde zijn schouders op.

‘Nou, dan varen we toch de volgende keer? Dat maakt mij niks uit, Betty. Betty met wat ook weer aan het eind?’

‘Een i-grec.’ ‘O juist, een ikrek. Nou ja, met ikrek of zonder ikrek, dat maakt mij niks uit. Daar ben ik heel makkelijk in.’

Auteur: Ed Bruinvis

Studeerde voor tekenleraar aan de Arnhemse kunstacademie en normatieve maatschappijleer bij professor Hoefnagels (Radboud Universiteit). Is sindsdien actief in het vredes- en ontwikkelingswerk (Stichting Doca, Platform Arnhem Mondiaal en landelijk Platform tegen Wapenhandel). Publiceert behalve onderzoekswerk ook poëzie (Rivierklei, 2008, De Muze, 2015 en Vage klachten, 2019) en verhalen (Open op zondag, 2010 en Het terras, 2014), in 2017 gevolgd door de novelle Angelie. In 2019 verscheen (digitaal) het boek Arnhem Mondiaal over veertig jaar samenwerkende Arnhemse vredes- en ontwikkelingsorganisaties.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *