Ik zag ze in de verte aan komen lopen over het bospad: vader, moeder en een eindje daar achter, meer sloffend dan lopend, dochterlief. Hun moeizame gang getuigde niet van veel levenslust en dat bleek al snel toen de vrouw me bij het passeren op benauwde toon aansprak.
‘Bent u hier bekend, meneer?’
Ik antwoordde bevestigend waarop de vrouw een diepe zucht van opluchting slaakte. De man vouwde vervolgens een wandelkaart open en hield die voor me op.
‘Ik dacht dat we ongeveer hier zaten’, zei hij terwijl hij een vegende beweging over de groene en paarse vlekken maakte.
‘Ik zie niet goed wat u aanwijst,’ zei ik, ‘maar u bevindt zich in elk geval een stuk zuidelijker. Helemaal onderaan de kaart om precies te zijn, vlakbij de uitgang van het park in Schaarsbergen.’
De man keek me aan of hij het in Keulen hoorde donderen.
‘Weet u dat zeker?!’
‘Ik kom er net vandaan’, zei ik. ‘Als u dit pad volgt bent u er binnen tien minuten. Maar waar wilt u heen?’
‘Naar Otterlo’, zei de man. ‘Daar zijn we vanmiddag begonnen en daar moeten we ook weer naar terug want daar hebben we de auto staan.’
‘Ik wil u niet verontrusten,’ zei ik, ‘maar naar Otterlo is het twaalf kilometer vanaf hier. En u heeft er dus al twaalf op zitten, begrijp ik.’
De man fronste en de vrouw verbleekte.
‘Huub,’ barstte ze uit, ‘we zouden alleen maar een rondje lopen, zei je!’
Het meisje dat erbij was komen staan, draaide zich woedend om en schopte een paar paddenstoelen weg.
‘Pap, je bent een stommeling met je rondje lopen!’
‘Ho, ho, Brigitte,’ zei de man, ‘beheers je een beetje, ja?’
Ik kon het drietal niet méér adviseren dan bij de uitgang de bus naar de stad te nemen en daar over te stappen op de bus naar Otterlo, maar ik kreeg niet de indruk dat mijn advies veel verbetering in de sfeer bracht. Dus nam ik afscheid en vervolgde mijn weg.
Toen ik na honderd meter omkeek zag ik dat moeder en dochter ieder aan een kant van het pad op een boomstronk waren gaan zitten. Pa liep druk gebarend van de een naar de ander. Zijn nijdige stappen deden de bladeren van het pad opwaaien. Je hoefde geen groot schrijver te zijn om je voor te kunnen stellen hoe het gesprek tussen hen verliep.
Grappig verhaal, Ed! Ik sta alleen nog in dubio…..zal ik gnuiven of moet ik medelijden hebben met Huub? Even goed over nadenken!!