Chinees

Het Chinees restaurant dat ik op wandeldagen frequenteer – voornamelijk om het tijdens het lopen verloren gegane lichaamsgewicht weer aan te vullen – was gesloten. Dat bleek pas toen ik binnen zat. Deze tegenstrijdigheid was het gevolg van een openstaande voordeur en boven de tafeltjes brandende sfeerlampjes. Dat alles was de schuld geweest van de kok, zo werd achteraf duidelijk. Hij was pas een week in dienst en kende de gebruiken van het etablissement nog niet goed. Hij had vast de groenten voor de volgende dag willen snijden, maar was na binnenkomst vergeten om de voordeur weer op slot te draaien en was zich er ook niet van bewust geweest dat bij binnentreding de lampjes in de eetzaal automatisch aanfloepen.

Bij toeval ontdekte de eigenaresse mij terwijl ik aan een van de tafeltjes wat zat te schrijven in afwachting van de serveerster die mijn bestelling zou komen opnemen. Met een gieter in de hand waarmee ze de planten in het halletje water wilde geven, kwam ze ongerust op me toegesneld. Hoe ik binnen was gekomen en hoe lang ik er al zat? Op mijn beurt verrast door haar vragen vertelde ik dat ik de normale weg via de voordeur gevolgd had, daarna over het bruggetje waar de goudvissen onderdoor zwemmen en tenslotte door het halletje naar het tafeltje waar ik in alle rust was gaan zitten. Wel was het me opgevallen dat ik de enige gast was, maar ik zat er pas tien minuten, hooguit.

Hoofdschuddend holde ze naar de keuken. Ze sloeg de deur achter zich dicht, maar ik kon toch het rumoer horen dat daarna in de keuken losbarstte.

Niet veel later echter doken uit allerlei hoeken en gaten serveersters op, in de haast schorten voorbindend en het haar in een wrong samenknopend. Een van hen bracht een schaaltje cassave, de tweede een glas bier, een derde ruimde het overtollige serviesgoed van tafel en weer een vierde schoof mijn stoel wat beter aan. Toen een vijfde mij een servet om wilde knopen, hief ik protesterend de armen omhoog. Of ze allemaal wat meer rust in acht wilden nemen. En natuurlijk wilde ik pisang goreng als voorgerecht en mihoen speciaal als hoofdmaaltijd. Net als altijd. Bedeesd bleven ze op een afstandje rond mijn tafeltje staan. Maar toen ik kriebel aan mijn hals voelde schoot een van hen meteen toe en begon mijn nek en schouders te masseren, daarbij aangemoedigd door de rest van het groepje. Zelf mijn mond afvegen was er niet meer bij en na iedere slok bier kreeg ik een schoon glas aangereikt. Een lichte steek in mijn zij werd vakkundig en liefdevol weggewreven. Maar een plotselinge kramp in mijn onderbuik heb ik toch maar verbeten. Dat zou maar tot praatjes in het dorp leiden wanneer toevallige passanten een blik door de verlichte vensters zouden werpen.

Al met al werd het dus een gezellige avond en betalen hoefde ik na afloop niet. Het was immers allemaal hun schuld geweest, niet de mijne, zeiden ze zich nogmaals verontschuldigend.

Auteur: Ed Bruinvis

Studeerde voor tekenleraar aan de Arnhemse kunstacademie en normatieve maatschappijleer bij professor Hoefnagels (Radboud Universiteit). Is sindsdien actief in het vredes- en ontwikkelingswerk (Stichting Doca, Platform Arnhem Mondiaal en landelijk Platform tegen Wapenhandel). Publiceert behalve onderzoekswerk ook poëzie (Rivierklei, 2008, De Muze, 2015 en Vage klachten, 2019) en verhalen (Open op zondag, 2010 en Het terras, 2014), in 2017 gevolgd door de novelle Angelie. In 2019 verscheen (digitaal) het boek Arnhem Mondiaal over veertig jaar samenwerkende Arnhemse vredes- en ontwikkelingsorganisaties.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *