Leven

(Afbeelding Catherine)

Met een hoeveelheid plastic tassen om zich heen waar een middelgrote supermarkt een week mee vooruit zou kunnen, zat ze puffend in haar handtas te zoeken naar iets wat er blijkbaar niet in zat.

‘Wat duurt het toch verschrikkelijk lang!’, bracht ze kreunend uit terwijl ze een wantrouwende blik op mij wierp.

‘Wat, mevrouw?’, vroeg ik. ‘Wat duurt zo verschrikkelijk lang?’

‘Alles natuurlijk!’, zei ze op een toon alsof ik het meest vanzelfsprekende in de wereld ter discussie stelde. ‘Alles duurt altijd zo ontzettend lang!’

Ik dacht dat ze op de bus doelde en keek even op de dienstregeling die naast haar in het hokje hing.

‘Nog zeven minuten’, zei ik. ‘Dus zo heel lang …’

‘Ik heb het niet over de bus’, onderbrak ze me bits. ‘Ik heb het over het leven. Dat duurt zo vreselijk lang.’

‘O’, zei ik. ‘Nou, voor mij gaat het leven juist altijd te snel. De dingen zijn voorbij voor je het goed en wel in de gaten hebt is mijn ervaring.’

‘Dan mag u zich een gelukkig mens prijzen’, zei ze. ‘Als ik ’s ochtends opsta – áls ik ’s ochtends opsta zeg ik erbij, want vaak genoeg blijf ik maar liggen, want waarom zou je eigenlijk iedere ochtend moeten opstaan, nietwaar? – dan denk ik: alweer zo’n dag die eindeloos lang gaat duren, begrijpt u wel?’

Ik kreeg een beetje met haar te doen zoals ze daar te midden van haar tassen zat te jammeren. Met haar zwarte krullen en haar gezette figuur zag ze eruit als een marktvrouw in het oude Venetië, maar dan zonder dat plastic natuurlijk.

‘Misschien moet u overdag iets gaan doen dat u bezighoudt’, opperde ik. ‘Een klus ergens bij iemand, ik noem maar wat. Dan gaat de tijd wat sneller.’

‘Een klus?!’, riep ze verontwaardigd uit. ‘Ik klus al de hele dag! Als ik opsta – áls ik opsta dus – moet ik eerst naar beneden voor u weet wel. Dan moet ik weer naar boven, aankleden, douchen, andersom natuurlijk, dan weer naar beneden, de kanarie en de vissen voeren, theezetten … Ik ben al moe voor ik ga ontbijten, begrijpt u? En dan moet de dag nog beginnen! En dan wilt u dat ik ook nog ga klussen!’

De bus kwam de bocht om en stopte vlak voor me. Ik groette de vrouw en stapte in.

‘Hé, Carmina!’, riep de chauffeur langs mij heen door de open deur naar buiten. ‘Moet je nog mee?’

‘Flikker op, Harry, met die stinkbus van je!’, riep de vrouw terug.

De chauffeur schaterde het uit, sloot de deur en zette de bus hoofdschuddend weer in beweging.

Auteur: Ed Bruinvis

Studeerde voor tekenleraar aan de Arnhemse kunstacademie en normatieve maatschappijleer bij professor Hoefnagels (Radboud Universiteit). Is sindsdien actief in het vredes- en ontwikkelingswerk (Stichting Doca, Platform Arnhem Mondiaal en landelijk Platform tegen Wapenhandel). Publiceert behalve onderzoekswerk ook poëzie (Rivierklei, 2008, De Muze, 2015 en Vage klachten, 2019) en verhalen (Open op zondag, 2010 en Het terras, 2014), in 2017 gevolgd door de novelle Angelie. In 2019 verscheen (digitaal) het boek Arnhem Mondiaal over veertig jaar samenwerkende Arnhemse vredes- en ontwikkelingsorganisaties.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *