Borden

‘Dames en heren geuren’. Terwijl ik om het bord dat midden op straat was geplaatst, heen fietste, dacht ik na over de tekst. Ik betrapte mijzelf erop dat ik het zinnetje letterlijk had genomen en dat ik mij had afgevraagd hoe een vertegenwoordiger van een filosofisch ingestelde organisatie ertoe was gekomen om een informatiebord zo weinig sociaal voelend midden op de weg te zetten. Pas in tweede instantie merkte ik het ontbreken van het verbindingsstreepje achter ‘dames’ op en ook dat de zin foutief uit vier woorden bestond in plaats van drie.

De straat uit fietsend – fietsen in de binnenstad wordt gedoogd zolang men er niemand mee hindert – stelde ik me de dialoog voor die tot deze omissie had geleid:

‘Kees, zet jij even op het buitenbord: dames- en herengeuren, wil je?

‘Dames en heren geuren, chef?’

‘Ja, dames- en herengeuren, die verkopen we hier toch?’

‘O ja, natuurlijk, chef.’

Die reclameborden – er verschijnen er steeds meer in de binnenstad en ze worden steeds brutaler midden op de weg geplaatst – zouden verboden moeten worden. Niet vanwege de erop geëtaleerde domheid, want zo valt er tenminste af en toe nog wat te lachen in de overdrukke winkelstraten, maar omdat de ene brutaliteit de andere uitlokt. Sterker nog, de borden zíjn verboden als ze midden op de weg staan. Maar het stadsbestuur heeft andere dingen aan zijn hoofd en knijpt bovendien een oogje toe, want als het goed gaat met de middenstand gaat het ook goed met de gemeentelijke inkomsten. En aangezien de middenstand voetgangers slechts als wandelende portemonnees beschouwt, is er geen houden aan, al jaren niet eigenlijk. Zo zijn ook de vlaggen, spandoeken, ballonnen en wat er niet zoal aan de winkelgevels wappert, de doorsnee stadsbewoner een doorn in het oog, maar ook hier slenteren de speciaal aangestelde gemeentelijke handhavers keuvelend aan voorbij.

Twee dagen nadat mijn oog op de kromme tekst op het reclamebord was gevallen, liep ik door hetzelfde straatje toen de eigenaar net naar buiten kwam en het bord weer midden op straat plantte.

‘Mijnheer,’ zei ik op het bord wijzend, ‘u bent in overtreding. U mag dat bord niet midden op straat zetten.’

‘Ach,’ antwoordde de man schouderophalend, ‘dat is alleen formeel zo.’

Ik voelde hoe woede in mij omhoog kolkte.

‘Het is asociaal!’, schreeuwde ik. ‘En de tekst rammelt ook nog aan alle kanten!’

Maar de man deed of hij niets hoorde en liep met afgemeten pas zijn winkel weer in. Alleen de elektrische deuren reageerden, ze zoefden glimlachend achter hem dicht.

Auteur: Ed Bruinvis

Studeerde voor tekenleraar aan de Arnhemse kunstacademie en normatieve maatschappijleer bij professor Hoefnagels (Radboud Universiteit). Is sindsdien actief in het vredes- en ontwikkelingswerk (Stichting Doca, Platform Arnhem Mondiaal en landelijk Platform tegen Wapenhandel). Publiceert behalve onderzoekswerk ook poëzie (Rivierklei, 2008, De Muze, 2015 en Vage klachten, 2019) en verhalen (Open op zondag, 2010 en Het terras, 2014), in 2017 gevolgd door de novelle Angelie. In 2019 verscheen (digitaal) het boek Arnhem Mondiaal over veertig jaar samenwerkende Arnhemse vredes- en ontwikkelingsorganisaties.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *