Puerto Rico

FIVB Volleyball World Grand Prix 2014

Puerto Rico, ik ben er nog nooit geweest. Maar dat hoeft ook niet, want Puerto Rico kwam naar mij. Dat wil zeggen, ik moest ervoor naar de pas geopende Topsport Hal in Doetinchem, maar daar waren ze dan ook allemaal. Alle twaalf. Puerto Rico is een klein land, dus dan is twaalf heel veel. Ze speelden de sterren van de hemel, maar verloren uiteindelijk met 3-0 van de Belgische dames. Geen schande, want het volleybal zit bij onze zuiderburen behoorlijk in de lift en hun vrouwenteam kan zich onderhand meten met de wereldtop.

Na op de vroege avond ook nog onze Nederlandse vrouwen in actie te hebben gezien – zij wonnen met 3-0 van Polen – vond ik het tijd om de heksenketel (zestienhonderd schreeuwende toeschouwers in één hal) te verlaten en met de trein weer huiswaarts te keren.

Amper echter in de coupé gezeten, kwam een drietal jonge vrouwen het gangpad doorgehold. Kwebbelend en uitbundig lachend namen ze plaats op de twee banken naast mij. Dat wordt een onrustig ritje naar huis, dacht ik, en keek bevreesd even opzij. Toen herkende ik ze pas! Het waren drie leden van het volleybalteam van Puerto Rico! Niet in sporttenue dit keer, maar voor de gelegenheid in strakke spijkerbroeken en dito shirts. Ze mochten zeker even een uurtje naar de grote stad van hun coach. Uitblinkster Karina Ocasio – met rugnummer 11 – was er helaas niet bij, maar om drie andere sterspeelsters opeens van zo dichtbij te zien, was toch een aangename verrassing. Ik boog me over het gangpad naar hen toe en complimenteerde hen in mijn beste Spaans met hun spel en voegde eraan toe hoe jammer ik het vond dat ze ‘s middags van de Belgen verloren hadden.

Ze reageerden verrast en vroegen me of ik zelf ook volleybalde.

Nee, niet meer, zei ik, maar toen ik vertelde in mijn jonge jaren daar een aardige carrière in te hebben opgebouwd, schoten ze als op commando overeind en kwamen ze op de bank tegenover me zitten, hoewel daar eigenlijk maar plaats was voor twee. Maar volleybalsters zijn niet dik (alleen maar smal en lang) dus dat ging probleemloos. En ze wilden meteen van alles weten. Of er vroeger ook zoveel volleyballers bij buitenlandse clubs speelden? En of de regels in mijn tijd beter waren dan nu? En of de Nederlandse mannen altijd zo rustig en bedaard zijn ..?

Ze keken me alle drie met grote bruine ogen afwachtend aan en ik ging er eens goed voor zitten: vader vertelt. Dat er van de Nederlandse selectie nog maar twee in eigen land spelen en dat zoiets dertig jaar geleden ondenkbaar zou zijn geweest. Je speelde gewoon bij de vereniging in het dorp waar je woonde of in de stad waar je studeerde. En dat bij het volleybal de laatste jaren het horen en zien je vergaat en dat de scheidsrechter in mijn tijd een wedstrijd even stillegde wanneer het publiek te rumoerig werd omdat het vooral bij de service doodstil moest zijn. Zij wisten niet wat ze hoorden, zeiden ze, zij kenden het volleybal alleen maar met herrie, waren er aan gewend en lieten zich er tijdens het serveren ook niet door afleiden. Maar dat ze door al het gejoel hun coach en elkaar in het veld soms niet meer konden verstaan was wel eens lastig, gaven ze toe.

Toen ik vertelde dat er in de jaren dat ik wedstrijden speelde maar één scheidsrechter was en dat er tegenwoordig inclusief vier lijnrechters maar liefst zes het spel leiden, schoten ze in de lach. Of er dan niet voortdurend ruzie met de scheidsrechter was geweest over de vraag of een bal net wel of net niet meer op de lijn was? Nu was het mijn beurt om toe te geven dat de huidige wedstrijdleiding beter georganiseerd is dan toen. Maar daarentegen, bracht ik in, viel het me op hoe weinig er gefloten werd voor die vreselijke plakballen en zelfs niet voor voet- en opstellingsfouten. Ze haalden er hun schouders over op. Ach, een keertje met je voet onder het net door is toch ook geen ramp?

Al met al werd het een vrolijke treinreis met veel plezier om mijn Spaans en veel herkenning van de wedstrijdspanning waaraan de jaren niets hebben veranderd.

Bij het afscheid omhelsden ze me alle drie om beurten. Ik moest er telkens even voor op mijn tenen staan, want kleiner dan één meter tachtig zijn ze niet meer, de volleybalsters van tegenwoordig. En eenmaal thuis wist ik het zeker: ik blijf niet in het dorre Arnhem, ik verhuis naar het warme sensuele Puerto Rico! En misschien ga ik daar dan ook wel weer volleyballen!

Auteur: Ed Bruinvis

Studeerde voor tekenleraar aan de Arnhemse kunstacademie en normatieve maatschappijleer bij professor Hoefnagels (Radboud Universiteit). Is sindsdien actief in het vredes- en ontwikkelingswerk (Stichting Doca, Platform Arnhem Mondiaal en landelijk Platform tegen Wapenhandel). Publiceert behalve onderzoekswerk ook poëzie (Rivierklei, 2008, De Muze, 2015 en Vage klachten, 2019) en verhalen (Open op zondag, 2010 en Het terras, 2014), in 2017 gevolgd door de novelle Angelie. In 2019 verscheen (digitaal) het boek Arnhem Mondiaal over veertig jaar samenwerkende Arnhemse vredes- en ontwikkelingsorganisaties.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *