WK

De vrouw bleef midden in de winkelstraat staan en trok haar buit uit de reclametas. Het was een ruw gebreid kledingstukje dat ze op armlengte voor zich uit hield. Ze keek er verrukt naar.

‘Kijk nou toch eens hoe schattig, Jo!’, zei ze tegen haar man die wat afwezig naast haar was blijven staan. Hij keek er even met een glazige blik naar.

‘Mooi’, zei hij in een krachteloze poging enig enthousiasme in zijn stem te leggen.

‘Wel jammer’, ging de vrouw door, ‘dat ze alleen deze kleur hadden, anders had ik er ook meteen een voor de kleine Louise gekocht.’

Even trok er vlaag leven over het gelaat van de man.

‘Je had er toch meteen twee kunnen kopen? Er lag een hele berg van die dingen!’

De vrouw keek even geërgerd opzij.

‘Dan had ik toch twee blauwe kruippakjes gehad, Jo! Voor Louise moet ik er natuurlijk een in het rose hebben.’

‘O’, zei Jo.

Hij keek toe hoe de vrouw het kledingstuk oprolde en weer in de tas terugpropte. Zo opgerold deed het ding hem denken aan de kruik die hij als kind wel eens mee kreeg in bed als aan de binnenkant van het slaapkamerraam de ijsbloemen zaten. Om te voorkomen dat je je voetzolen brandde aan het hete ijzer ging er een dikke wollen sok omheen die er altijd na een poosje weer afschoof. Dan moest je alsnog hinkend naar de badkamer om je voet onder de koude kraan te houden.

‘Als we voor Louise nu eens een wollen mutsje kopen? Dan hebben we voor alle twee de kleinkids wat. Goed idee of niet?’

‘Een wollen mutsje..?’ Het voorstel drong maar moeizaam tot de man door. ‘Maar het is hartje zomer! Wat moet zo’n kind nu met een wollen mutsje?’

De vrouw haalde diep adem.

‘Maar het blijft toch niet hartje zomer, Jo! Na de zomer krijg je de herfst en daarna wordt het winter. En als die net zo koud wordt als vorig jaar, ben je als moeder blij dat je voor je kind een wollen mutsje uit de kast kunt trekken. Of kreeg jij van je moeder vroeger nooit een warme muts op als het ging vriezen?’

De man fronste diep in een poging zich die situatie te herinneren, maar zijn geheugen reikte blijkbaar niet zo ver meer terug, want hij haalde zwijgend de schouders op.

‘Nou, dan gaan we nog even naar de Wildra voor een mutsje en als ze die daar niet hebben, kunnen we nog even kijken bij Braams, dat is daar vlak om de hoek.’

De vrouw zette zich weer in beweging, gevolgd door haar man die steels even op zijn horloge keek.

‘Het voetballen begint anders al over een half uur. Redden we dat op tijd?’

De vrouw keek hem verwijtend aan.

‘Je kleinkinderen zijn maar één keer per jaar jarig, Jo. En voetballen is deze maand elke dag op tv.’

De man wilde er nog iets tegenin brengen maar zag er maar van af. Zwijgend liep hij achter zijn vrouw aan die zich met kwieke pas mengde in het winkelende publiek.

Auteur: Ed Bruinvis

Studeerde voor tekenleraar aan de Arnhemse kunstacademie en normatieve maatschappijleer bij professor Hoefnagels (Radboud Universiteit). Is sindsdien actief in het vredes- en ontwikkelingswerk (Stichting Doca, Platform Arnhem Mondiaal en landelijk Platform tegen Wapenhandel). Publiceert behalve onderzoekswerk ook poëzie (Rivierklei, 2008, De Muze, 2015 en Vage klachten, 2019) en verhalen (Open op zondag, 2010 en Het terras, 2014), in 2017 gevolgd door de novelle Angelie. In 2019 verscheen (digitaal) het boek Arnhem Mondiaal over veertig jaar samenwerkende Arnhemse vredes- en ontwikkelingsorganisaties.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *