Het leek me leuk in deze donkere dagen van december: een avond cabaret om de zorgen omtrent de wereld in het algemeen en die over het rondwarende coronavirus in het bijzonder voor een moment te verdrijven. En dat kon in Theater De KiK in het naburige Elst waar Martijn Kardol een avond het publiek kwam vermaken.
Waar kennen wij Martijn Kardol van? In 2015 won hij het Groninger Studenten Cabaret Festival en een jaar later het Leids Cabaret Festival. Dus dat beloofde wat. Eén blik op de website van het theater leerde me echter dat de avond al was uitverkocht. Met maximaal dertig plaatsen te vergeven moet dat een kwestie van seconden zijn geweest.
Geen nood, zo verzekerde de manager van het theater me toen ik belde, want je kon ook een ‘V-ticket’ bestellen. Dan koop je een kaartje via de website en krijg je een code toegemaild waarmee je vanuit je luie stoel thuis de voorstelling kunt bijwonen. Kosten? Even duur als een zitplaats bij de voorstelling in het theater, meneer. Een ongemakkelijk gevoel bekroop me. Natuurlijk heb ik begrip voor de moeilijke positie waarin de hedendaagse kunstenaar verkeert. Ook voor hem en haar moet er brood op de plank komen, dat spreekt, en het liefst nog met een laagje boter en wat beleg. Maar 18 euro voor een digitaal kaartje en dan anderhalf uur voor mijn laptop zitten kijken? Ik voelde me een beetje bekocht. En dan zou ik de buurvrouw wel kunnen vragen of ze me in de pauze een kopje koffie wilde inschenken waardoor ik misschien toch het gevoel zou krijgen er even uit te zijn, maar het zou behelpen blijven natuurlijk. God verhoede dat we straks moeten betalen voor iedere keer dat we over een theatervoorstelling drómen! Kortom, ik liet de avond voorbijgaan.
Toch bleef de naam Kardol nog een tijdje in mijn geheugen hangen. Waar kende ik die naam nog meer van? En opeens schoot het me weer te binnen. Kardol was ook de naam van de oliehandelaar uit ons dorp. Hij bracht in de tijd dat de oliestook zijn intrede deed de huisbrandolie rond. Een revolutionaire ontwikkeling want het merendeel van de dorpelingen hield zich toentertijd nog warm in de winter met kolenstook.
Kardol bezorgde de olie in een hakkepuffend driewielig bedrijfswagentje. Het merk weet ik niet meer maar het zou wel eens een Vespacar geweest kunnen zijn. Over de hele lengte van de laadbak lag een donkerblauwe olietank met aan het achtereind een klein koperen kraantje waaruit hij de olie in jerrycans liet stromen. En net dat koperen kraantje werd Kardol fataal. Want op een donkere decembermiddag werd hij van achteren aangereden terwijl hij olie stond te tappen. Hij overleed ter plekke in een plas huisbrandolie.
Kardol had zijn oliehandel aan de 2e Zaaiwaarddwarsweg. Een naam om nooit te vergeten. Het was een smal schemerig straatje in de Rivierenbuurt. Er stond een enorme kastanjeboom naast de schutting van zijn opslagplaats, weet ik nog. De wortels hadden het trottoir van krap twee tegels breed zo fors omhoog gedrukt dat je er in het donker lelijk door kon vallen. En hoewel er in het najaar prachtige glanzende kastanjes lagen, wachtte ik me er wel voor om ze daar te rapen want het stonk er vreselijk naar olie en smeermiddelen, een stank die nog dagen in je kleren kon blijven hangen.
Kardol had ook een dochter die bij mij op school zat. Een aardig meisje om te zien maar ze geurde soms zo erg naar petroleum dat je haar toch maar niet om een zoen vroeg. Na de dood van haar vader is ze van school gegaan en hebben we haar nooit meer gezien. Een paar maanden later werd ook de oliehandel opgedoekt. Toch bleef het er nog jaren naar olie stinken. Ook nu nog, merkte ik, toen ik er onlangs voor een foto langsliep. Maar dat kan inbeelding geweest zijn natuurlijk.
ik moet bekennen dat ik de naam van de straat heb opgezocht op google maps.
Van nature had ik het nooit geloofd
Mooi droevig verhaal. Dat dan weer wel.
Harry