Ter gelegenheid van Nationale Molendag op 10 en 11 mei
Bij een wandeling door het gebied van de Broekerveldse Veenplassen mag een bezoek aan de Broekerveldse poldermolen natuurlijk niet ontbreken. Het bouwwerk is getooid met de molenspreuk Zo lange de winden hier waaien, zo lange ook zullen de wieken hier draaien. Niet bepaald een literair hoogstandje als u het mij vraagt, maar het maakt wel duidelijk waar het in het vak van de molenaar om draait.
De molen is doorgaans open voor geïnteresseerde bezoekers maar omdat het net op de dag dat ik een tocht langs de plassen maakte flink woei, zou het zeer onverstandig zijn geweest om te pogen het interieur voor een bezichtiging te bereiken. Een tik van de molen is immers gauw opgelopen. Dus beperkte ik mij tot een bezoek aan de molenschuur die tot mijn verbazing vol hing met allerhande attributen uit het molenaarsbestaan.
Op de planken langs de wanden stonden molentjes in alle kleuren en vormen, van porselein tot plastic en van zwaar gietijzer tot blikken gevalletjes. Bij de uitgang was een soort toonbank ingericht met vaantjes, petjes, stickers en onderzettertjes. Alles voorzien van blozende, knipogende en verleidelijk kijkende molentjes. Ik wilde net weer naar buiten stappen toen een oudere vrouw in een bloemetjesschort uit een keukentje tevoorschijn trad.
‘Dat is dan vijftig cent’, zei ze.
‘Vijftig cent?’ vroeg ik. ‘Waarvoor precies als ik vragen mag?’
‘Vijftig cent voor het rondkijken. Het is voor het onderhoud van de molen.’
‘Aha’, zei ik. ‘Lijkt me een goede zaak. Ik heb het alleen nergens zien staan. Vandaar mijn vraag.’
‘Het staat op de deur.’
Ik wierp een blik op deur maar daar hing alleen een schreeuwerig affiche met de aankondiging van de Broekerveldse feestweek. Gezien de reclames langs de randen van de poster onmiskenbaar een initiatief van de plaatselijke middenstand.
‘Het hangt aan de deur van het toilet’, zei ze wijzend naar een hoek van de ruimte waar een klein deurtje er blijkbaar toegang toe gaf. ‘En toiletgebruik is een euro.’
‘Ik ben niet naar het toilet geweest’, zei ik.
‘Dat weet ik’, antwoordde ze. ‘Daarom is het voor u vijftig cent. Allemaal voor het onderhoud van de molen.’
‘Juist’, zei ik en ik trok een briefje van vijf uit mijn portemonnee. Ze maakte een lichte kniebuiging, veegde haar handen af aan haar schort, nam het biljet aan en drukte er een zoen op. Vervolgens duwde ze het biljet diep weg in het decolleté van haar fors uitgevallen boezem.
‘Allemaal voor de molen’, zei ze met een knipoog in mijn richting.
Ik knikte maar kon me even niet inhouden: ‘En hoeveel kost dan zo’n zoen?’
‘Dat hangt ervan af’, zei ze zonder blikken of blozen. ‘Het begint bij twintig euro, dat is het minimum. Maar daar zorgt mijn dochter voor, alleen is die net even bezig in het hooi. Dus dan moet u een kwartiertje geduld hebben.’
‘Ook voor het onderhoud van de molen, vermoed ik?’, zei ik.
‘Inderdaad’, zei ze, ‘alles voor de molen. Het ding moet draaien, nietwaar?’
Ik knikte weer en stapte naar buiten. Daar kraakten en piepten de rondtollende wieken van de Broekerveldse poldermolen dat het een lieve lust was en prompt moest ik denken aan dat liedje van de sigaren paffende doctorandus Polzer over aardappelmeel en strokarton.
pe je af voor de rijke fantasie van de schrijver want als het geen fantasie is dan maakt een mens toch wat mee onderweg.
Dank, Andrea, voor je complimenteuze woorden!
Wandelen is inderdaad nog regelmatig een avontuur …