(Landelijke secretaressedag 2012)
Ze had haast. Dat was al te zien aan hoe ze direct na het binnenkomen het dichtstbijzijnde tafeltje in bezit nam en haar jas op de bank mikte. En ze was gewend om haast te hebben. Ook dat was te zien. De snelheid waarmee ze het peper- en zoutstelletje tegelijk met het vaasje met narcissen terzijde schoof, haar laptop openklapte en haar leesbril opzette, was duizelingwekkend. Alles ging in één beweging door. Nog voor de ober had kunnen vragen wat hij haar mocht brengen had ze al een Palmpje besteld. En terwijl ze met haar ene hand allerlei bestanden over het scherm liet flitsen, stelde ze met haar andere hand de stand van het beeldscherm bij. Al haar bewegingen getuigden van een grote routine. Even wierp ze een blik vol afgrijzen op de flat screens die aan het plafond hingen en waarop identieke en nimmer uitdovende haardvuren waren te zien, toen ging ze aan het werk. De ober kwam met stille pas aanlopen, zette een flesje en een glas naast haar op tafel en verdween weer even geruisloos als hij gekomen was. Zonder van het beeldscherm op te kijken schonk ze het flesje leeg in het glas en typte verder in een razend tempo.
Na een kwartiertje stopte ze. Ze slaakte een diepe zucht, nam een teug van het donkere bier dat al gevaarlijk verschaalde, zette haar bril af en leunde achterover. Terwijl ze haar colbertje losknoopte namen haar ogen de omgeving op. Even bleef haar blik op me rusten en ik wist niet goed of ik haar nu zou toeknikken of niet. Ze zette haar glas neer, verschikte wat aan haar haar en verzonk toen in gepeins. Langzaam leek ze in een andere wereld weg te zinken. Haar bewegingen werden trager en haar blik kreeg iets dromerigs. Voorzichtig nam ze nog een slok bier en met tastende bewegingen controleerde ze de knoopjes langs de zoom van haar decolleté.
De ober bracht me de rekening en ik stond op om mijn jas aan te doen. In de weerspiegeling van de ruit naast me zag ik dat ze nauwgezet mijn bewegingen volgde.
Haar tafeltje passerend knikte ik haar toch maar even toe en ik was haar eigenlijk al voorbij toen ze me riep.
‘Mijnheer!?’
Ik draaide me om.
‘Mijnheer, u vindt het vast erg brutaal van me dat ik het vraag. Maar bent u soms dichter van beroep? Uw gezicht komt me zo bekend voor.’
Ik schudde mijn hoofd.
‘Nee hoor, niet echt. En ik dicht ook lang niet zo snel als u typt.’
Ze glimlachte, rechtte haar rug en stak haar borsten naar voren.
‘Ach, een kwestie van veel oefenen. Net als zoveel dingen in het leven. Veel oefenen en je kansen grijpen als die zich voordoen. Dat is waar het in het leven om draait, toch?’
‘Zeker’, zei ik. ‘Dat is waar het in het leven om draait.’
Ze keek me met een lachje aan en bewoog haar bovenlichaam even heen en weer waarbij haar borsten mee wiegden. Toen vernauwden haar ogen zich tot spleetjes.
‘En kansen doen zich soms maar eenmalig voor. Ze zijn dan als mooie beloftes die om inlossing vragen. Laat je ze glippen, dan komen ze niet meer terug… Zo is het toch, vindt u ook niet?’
‘Ook dat is waar’, zei ik. ‘Maar mooie beloftes zijn soms ook als dauwdruppels. Zolang je er niet aan komt schitteren ze in het ochtendlicht. Pak je ze beet dan blijkt de schoonheid zomaar opeens verdwenen…’
Ze staarde me even aan, toen verschoot ze van kleur en haar houding verslapte.
Ik knoopte mijn jas dicht en knikte haar nogmaals toe. Toen verliet ik de zaak.
Pas buiten op het trottoir schoot me te binnen dat we op het werk nog een vacature hadden voor een secretaresse. Even weifelde ik, toen sloeg ik mijn das om en haastte ik me naar de bushalte.