Jongensdroom

Een jeugddroom kan een mens een leven lang parten spelen.

Zo moest ik van de week in Soesterberg zijn, een dorp dat na de sluiting van de vliegbasis ook in een droomtoestand lijkt te zijn geraakt.

Het was rustig zomerweer en ik besloot om na gedane arbeid een bezoek te brengen aan het Militair Luchtvaartmuseum dat een eindje buiten het dorp ligt. Het is geen museum in de klassieke zin van het woord, maar een verzameling loodsen en opslagdepots op een voormalig kazerneterrein. Tussen de gebouwtjes in staan een paar straaljagers die de Amerikanen bij hun vertrek van de basis vergeten zijn mee te nemen en je kunt er op een terras een kop koffie drinken. Entree hoef je er niet te betalen, als je maar wat koopt in het winkeltje dat volgepakt staat met bouwdozen en luchtvaartboeken.

In een tweetal grotere loodsen staan zo’n beetje alle vliegtuigen opgesteld waar de krijgsmacht ooit mee gevlogen heeft. Ze zijn voorzien van een frisse laag verf, maar staan er toch wat verloren bij. Alsof ze liever in een luchtgevecht ten onder waren gegaan dan nu hier op de grond hun oude dag te moeten slijten.

Eén gebouwtje trok meteen mijn aandacht. Het leek met zijn betonnen muren en dito dak op een munitiedepot, maar er klonken geluiden uit op van startende straaljagers en op luidsprekerniveau gevoerde conversatie met de verkeerstoren. Binnen was het schemerdonker. Alleen opflikkerende beeldschermen en led-lampjes wierpen een flets licht op bedieningspanelen, ijzeren trapjes en cockpitinterieurs. Bij een van de opstellingen stond een man in uniform. Hij hielp net een jongetje van een jaar of tien uit een cockpit klimmen en – menend dat ik op mijn beurt stond te wachten – gebaarde me plaats te nemen. Ik durfde uit goed fatsoen niet te weigeren en hees me in de cockpit waar ik me op de vliegerstoel liet zakken.

‘Uw voeten op de pedalen en licht achterover leunen!’

Hij liep naar een paneel achter de cockpit en drukte wat toetsen in. Voor me floepte een scherm aan en ergens onder me klonk het geluid van een stofzuiger.

De man kwam weer het trapje op en wees met een laserpen naar het scherm.

‘Zoals u ziet staan we aan het begin van de startbaan. De stick links van u is de gashendel, die noemen we de throttle. De hendel rechts van u is de stuurknuppel. Daar zitten allemaal knopjes op waar u niet aan moet komen. Gewoon losjes vasthouden, dat is alles. Klaar?”

‘Roger’, antwoordde ik, want dat had ik een piloot wel eens op tv horen zeggen.

‘Prima, dan gooi ik hem van zijn remmen af. Vol gas geven nu, de throttle helemaal naar voren duwen.’

Ik drukte de gashendel zo ver mogelijk van me af. Het geluid onder me zwol aan en het beeld voor me veranderde. Eerst nog langzaam, maar toen steeds sneller. Het leek of het asfalt van de baan onder me door schoot. De man liet het rode lampje van zijn laserpen over het scherm dansen.

‘Als we bij die streep daar komen trekt u de stuurknuppel naar achteren en komen we los van de grond. Ja, nu!’

Ik trok aan de stuurknuppel en het beeld veranderde drastisch. Het geprojecteerde landschap schoot weg en opeens leek ik midden in de wolken te zitten.

Boven het geloei van de stofzuiger klonk de stem van de man naast me.

‘De gashendel terugbrengen in halve stand en het toestel stabiel houden. Zo, ja. We gaan nu een circuit vliegen. Waar u in dit stadium alleen maar op hoeft te letten zijn koers, hoogte, snelheid en de stand van het toestel. De belangrijkste instrumenten worden op die doorzichtige plaat voor u geprojecteerd, ziet u wel? Dat heet bij een F-16 de head-up display, kortweg de hud. U zit nu bijvoorbeeld te hoog en de neus van het toestel moet omlaag totdat dat vliegtuigsymbooltje precies tussen die twee streepjes in komt te zitten. Zak maar naar drieduizend voet.’

Ik drukte de stuurknuppel naar voren en kreeg opeens de horizon in beeld, daaronder schoven weilanden, bossen en dorpjes voorbij.

‘Nu naar links. U moet dat circuit op het scherm blijven volgen. En u zit nog steeds te hoog!’

Ik begon het een beetje benauwd te krijgen. En te hoog, én naar links laten hellen én op het circuit blijven letten… Ik trok de stuurknuppel iets naar links maar meteen kantelde de horizon een halve slag. Dat leek me teveel van het goede en ik drukte de stuurknuppel weer wat terug, maar nu draaide opeens het hele landschap om zijn as. De hoogtemeter tolde en ik zag landerijen beneden me wel erg snel dichterbij komen.

‘Trek recht die kist!’, riep de man naast me. ‘U moet de horizon in beeld krijgen! U stuurt hem nu naar de grond! En niet aan de gashendel komen! Laten staan in die stand!’

Ik trok de stuurknuppel naar achteren, maar had niet het idee dat er iets gebeurde.

‘Trek hem recht!’, riep de man nu harder en boog zich over me heen naar de stuurknuppel. Maar dat liet ik toch niet toe. Hij had misschien zijn hele leven al kunnen vliegen, nu was het voor één keertje mijn beurt.

Opeens kwam er een mechanische vrouwenstem uit een van de speakertjes tegenover me: ‘Pull up! Pull up! Pull up!’

Dat hielp. Ik trok de stuurknuppel uit alle macht naar achteren en uit de wirwar aan bossen en weilanden verscheen opeens een horizon. Ik bracht het toestel weer in horizontale stand maar had geen idee waar ik was. Ik moest een circuit vliegen had de instructeur gezegd, maar welk circuit was dat eigenlijk? Als in een droom herinnerde ik me weer de sfeer van veertig jaar geleden toen ik als middelbare scholier de test voor jachtvlieger onderging. Was dat toen ook niet in Soesterberg geweest? En was dat toen ook al niet zo’n situatie waarin ik probeerde om allerlei dingen tegelijk te doen en ik op een gegeven moment niet meer wist wat nu precies en in welke volgorde? De man naast me zuchtte diep.

‘Nou, dat was op het nippertje! Volgt u die lijn maar naar dat rondje rechts, dat is een vliegveld. Daar gaan we landen.’

Het rode puntje van zijn pen bleef gericht staan op een cirkeltje op het display en ik koerste het toestel erheen.

‘Oké, nu langzaam dalen naar duizend voet. Iets rechts aanhouden. Iets verder. Nog iets verder…’

Uit het landschap voor me verscheen een donkere streep met een stippellijn in het midden.

‘Zakken naar driehonderd voet. U moet ruim voor de baan uitkomen.’

Ik probeerde zijn aanwijzingen zo beheerst mogelijk uit te voeren, maar zag de landingsbaan toch plotseling rechts van me.

‘U zit nu naast de baan. En u zit te laag! Omhoog met die kist!’, hoorde ik de man weer naast me.

Ik trok de stuurknuppel weer wat naar achteren, maar opnieuw leek het toestel niet te willen reageren.

‘Optrekken!’, riep de man en ik hoorde paniek in zijn stem. Maar het hielp niet meer. Sparrenbomen waar ik eerst nog overheen keek kwamen nu in duizelingwekkende vaart recht op me af. En opeens was er ook weer die vrouwenstem. Ook zij leek in paniek te zijn geraakt: ‘Altitude! Altitude!’

Maar het was te laat. De sparren verwerden tot een abstract schilderij van groen en bruin en meteen daarna sloeg het scherm op zwart. De man kwam zuchtend overeind en daalde hoofdschuddend het ijzeren trapje af. Ik besloot hem maar te volgen en hees me uit de cockpit. Beneden stonden wat jongens en een enkel meisje in de rij zwijgend naar ons te kijken. De man liep naar het bedieningspaneel en schakelde de computer uit. Met een zakdoek over zijn voorhoofd wrijvend kwam hij weer tevoorschijn en liet zich op een van de ijzeren treetjes van het platform zinken. Hij snoot luidruchtig zijn neus en hief toen zijn hoofd op.

‘Weet u hoeveel crashes er alleen al vanochtend zijn geweest, mijnheer?’

‘Geen idee’, antwoordde ik.

‘Zes! U bent de zesde vandaag die zijn toestel de grond in heeft geboord.’

Ik wilde inbrengen dat het maar een spelletje was, maar dat leek me gezien zijn functie toch wat ongepast. De kinderen en hun meegekomen ouders stonden er een beetje bedremmeld bij. Ze leken opeens niet zo veel zin meer te hebben om ook in die cockpit te klimmen. De man schudde wanhopig zijn hoofd.

‘Zes toestellen naar de sodemieter. En weet u wel hoeveel één zo’n ding kost?’

Auteur: Ed Bruinvis

Studeerde voor tekenleraar aan de Arnhemse kunstacademie en normatieve maatschappijleer bij professor Hoefnagels (Radboud Universiteit). Is sindsdien actief in het vredes- en ontwikkelingswerk (Stichting Doca, Platform Arnhem Mondiaal en landelijk Platform tegen Wapenhandel). Publiceert behalve onderzoekswerk ook poëzie (Rivierklei, 2008, De Muze, 2015 en Vage klachten, 2019) en verhalen (Open op zondag, 2010 en Het terras, 2014), in 2017 gevolgd door de novelle Angelie. In 2019 verscheen (digitaal) het boek Arnhem Mondiaal over veertig jaar samenwerkende Arnhemse vredes- en ontwikkelingsorganisaties.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *