Kaartjes

(Heropening Centraal Station Arnhem)

‘Doe mij de kaartjes maar, Greet’, zei de man toen ze beiden plaats hadden genomen achter me in de coupé.

De vrouw gaf geen antwoord.

‘Greet…!’

‘Wat is er nou, Hans?’

‘Ik zei: geef mij maar de kaartjes. Dat is handiger.’

‘Welke kaartjes?’

‘Welke kaartjes zou ik nou bedoelen of denk je soms dat we in de bioscoop zitten?’

Als om het tegendeel te bewijzen zette de trein zich met een lichte schok in beweging. Ergens liep iets aan in de aandrijving want er klonk een tikken dat irritanter werd naarmate de trein meer vaart begon te maken.

‘Nee, Hans, we zitten niet in de bioscoop. Ik ben niet achterlijk!’, antwoordde de vrouw bits, ‘En de treinkaartjes heb je gisteren zelf gekocht en thuis vast in de binnenzak van je jas gedaan. Dat vond je handiger, weet je nog?’

Het bleef even stil.

‘Maar dan…’

De stem van de man stokte en in gedachten zag ik hem van kleur verschieten. Meteen daaroverheen kwam de stem van de vrouw weer, maar nu bozer nog dan zojuist.

‘Hans, je gaat me toch niet vertellen dat je de kaartjes bent vergeten, wel?!’

‘Nou nee, vergeten niet natuurlijk. Maar ze zitten in mijn andere jas dus.’

Er klonk het kletsende geluid van een hand die plat op een tafeltje werd geslagen. Zonder de harde tik van een trouwring, viel me op.

‘Je andere jas! Hoe kun je nou toch zo stom zijn!?’

‘Hoho!’, protesteerde de man. ‘Van wie moest ik persé vanochtend een andere jas aan? Nou, van wie moest dat zo nodig?!’

‘Van mij, ja! Van mij!’, kwam de stem van de vrouw op schelle toon. ‘Omdat het zondag is en omdat we naar mijn moeder gaan. En mijn moeder wil graag dat je er op zondag een beetje netjes bij loopt en niet zo haveloos als jij altijd doet, Hans!’

Nu werd de man ook hoorbaar boos.

‘Nou moet je het niet gekker maken, Greet! Ik loop er helemaal niet haveloos bij. Mijn doordeweekse jas kan nog jaren mee. En voor al die nieuwe kleren die jij zo graag koopt moet ik wel de hele week werken, ja?!’

De vrouw haalde diep adem.

‘O, meneer werkt de hele week! En ik werk dus niet soms? Wie maakt het huis schoon? Wie doet de was? Wie maakt iedere avond het eten klaar voor meneer? Het gaat zo niet langer tussen ons, Hans!’

De overige reizigers hielden hun adem in. Ergens kuchte iemand iets te luidruchtig.

Maar de man hield zich nu ook niet langer in.

‘Het gaat al een hele poos niet tussen ons, Greet. En dat komt omdat jij altijd zo loopt te vitten!’

‘Ik loop niet te vitten!’, riep de vrouw met overslaande stem. ‘Ik erger me aan jouw slordigheid. Je laat je rotzooi altijd maar achter je reet vallen en ik mag het dan weer opruimen. Wie had er van de week weer eens met zijn smerige schoenen over het tapijt gelopen? Hans! Wie laat ’s nachts zijn fiets buiten staan zodat-ie gejat wordt? Hans! En wie vergeet er iedere week weer om op tijd de vuilniszakken aan de stoep te zetten? Hans! En zo kan ik nog wel een uurtje doorgaan! En nou vergeet-ie weer de kaartjes!’

‘O ja? O ja? En wie vergat er van de week op tijd te tanken zodat ik er ’s avonds laat nog uit moest om de wagen op te halen?’

‘Ja, omdat jij beloofd had ’s middags te tanken en dat weer vergeten was zodat ik mooi zonder benzine op de snelweg zat! Maar het is afgelopen tussen ons, Hans. Ik heb er tabak van. En ik ga het zo meteen ook tegen moeder vertellen. Ik heb het lang genoeg met jou geprobeerd!’

Ergens in de coupé mikte iemand demonstratief losse kranten in het rek. Blijkbaar in de illusie dat zijn gebaar het echtpaar op andere gedachten zou brengen. Op dat moment werd de schuifdeur opengeduwd.

‘En daar heb je de conducteur ook al!’, zei de vrouw met ingehouden woede, ‘Nou,  jij doet het woord maar, Hans, met je stomme vergeetachtigheid. Ik doe geen mond open, hoor je! En ik betaal ook niet mee aan de boete, als je dat maar weet!’

De stem van de man achter me klonk opeens wat benepen.

‘Conducteur…?’

De conducteur wilde doorlopen, maar hield toch de pas even in.

‘Mijnheer?”

‘Ehm, conducteur, de zaak zit zo. Ik heb mijn zondagse jas aan … Eh, ik bedoel, de kaartjes zitten nog in mijn andere jas, bedoel ik.’

De stem van de conducteur klonk verbaasd.

‘Kaartjes, mijnheer? U heeft helemaal geen kaartjes nodig. Het is vrij reizen vandaag. Publieksactie van de NS.’

Auteur: Ed Bruinvis

Studeerde voor tekenleraar aan de Arnhemse kunstacademie en normatieve maatschappijleer bij professor Hoefnagels (Radboud Universiteit). Is sindsdien actief in het vredes- en ontwikkelingswerk (Stichting Doca, Platform Arnhem Mondiaal en landelijk Platform tegen Wapenhandel). Publiceert behalve onderzoekswerk ook poëzie (Rivierklei, 2008, De Muze, 2015 en Vage klachten, 2019) en verhalen (Open op zondag, 2010 en Het terras, 2014), in 2017 gevolgd door de novelle Angelie. In 2019 verscheen (digitaal) het boek Arnhem Mondiaal over veertig jaar samenwerkende Arnhemse vredes- en ontwikkelingsorganisaties.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *