Verstappen

Het jongetje dat met zijn moeder aan het tafeltje naast het mijne zat behoorde niet tot het stille soort. Zijn moeder trouwens ook niet. Maar terwijl het ventje honderduit kletste over autoraces en vooral over zijn idool Max Verstappen, die hij als een sportredacteur consequent ‘Verstappen’ noemde, wilde zijn moeder het liever over zijn schoolprestaties hebben. Uiteraard vlotte het gesprek niet. Dat wil zeggen, er werd wel veel heen en weer gepraat, maar het was duidelijk dat zijn moeder niet van autoraces hield en dat het joch het niet over school wilde hebben. Het was per slot van rekening weekend en school is voor de door de week en dat is al erg genoeg, zag je hem denken. Pas toen zijn moeder hem beloofde dat hij een keer naar de Grand Prix van Indianapolis mocht – nu niet, later, als je groot bent, dan misschien – wilde hij wel zeggen waar zijn boekbespreking over zou gaan. Maar de titel van het betreffende boek wilde hem niet te binnen schieten – iets met een boot – en wanneer hij de taak af moest hebben was hij ook vergeten. Iets wat zijn moeder in paniek bracht.

‘Joris, let nu even op, wat heeft de juf gezegd? Komende week of de week erna?’

De jongen haalde zijn schouders op wat zijn moeder duidelijk zichtbaar op haar zenuwen werkte.

‘Joris, het is nu zondag. Als de juf vorige week gezegd heeft dat je boekbespreking vólgende week moet worden ingeleverd, is dat dus deze week!’

‘Nee, de juf heeft niet déze week gezegd, dat weet ik zeker’, zei de jongen. ‘Maar weet je …?’

‘Nou?’

‘Als Verstappen van poleposition had mogen starten, dan had hij…’

‘Joris!’

‘Ja, mam.’

‘Als je deze week je boekbespreking moet inleveren dan moet je er vanavond nog aan beginnen want je hebt er nog niets aan gedaan.’

‘Maar mam, het is weekend!’

‘Luister, Joris, ik wil dat je een goed cijfer voor Nederlands haalt op je volgende rapport.’

‘Vorige keer had ik een zes. Dat is voldoende, zegt de juf.’

‘Dat kan de juf wel zeggen, maar een zes is een heel mager cijfer. Het is nog net geen vijf.’

‘Verstappen was ook slecht in Nederlands en is toch de beste coureur van de wereld geworden.’

‘Met Max Verstappen heb ik niks te maken!’, riep zijn moeder met overslaande stem.

Het joch begon prompt te huilen.

Ik wenkte de serveerster en vroeg om de rekening. Die viel hoger uit dan ik in de gauwigheid had uitgerekend. Maar in rekenen was ik op school nooit zo goed. Wel in Nederlands. En autoraces waren er toentertijd wel, maar ver weg in Zandvoort dus daar hield zich bij ons thuis niemand mee bezig. Wel met rapportcijfers. Die konden mijn ouders niet hoog genoeg zijn. Daarom kon ik wel meevoelen met het joch. Alleen zat er vijftig jaar tussen hem en mij en lijkt er ook in dat opzicht dus niets veranderd in de wereld.

Auteur: Ed Bruinvis

Studeerde voor tekenleraar aan de Arnhemse kunstacademie en normatieve maatschappijleer bij professor Hoefnagels (Radboud Universiteit). Is sindsdien actief in het vredes- en ontwikkelingswerk (Stichting Doca, Platform Arnhem Mondiaal en landelijk Platform tegen Wapenhandel). Publiceert behalve onderzoekswerk ook poëzie (Rivierklei, 2008, De Muze, 2015 en Vage klachten, 2019) en verhalen (Open op zondag, 2010 en Het terras, 2014), in 2017 gevolgd door de novelle Angelie. In 2019 verscheen (digitaal) het boek Arnhem Mondiaal over veertig jaar samenwerkende Arnhemse vredes- en ontwikkelingsorganisaties.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *