De kasteeltuin

De dame die me in de kasteeltuin tegemoet kwam lopen, droeg een frivool wit zomerhoedje en was ook voor het overige opgewekt wit gekleed. Toch verried haar stem ergernis toen ze voor me bleef staan.
‘Werkt u hier, mijnheer?’

Ik antwoordde ontkennend maar dat leek niet tot haar door te dringen.
‘U moet weten dat mijn moeder en ik nu dus al een half uur daar bij de orangerie’, ze wees met een vinnig gebaar naar een gebouwtje achter zich, ‘op de koffie zitten te wachten. Maar wat denkt u?

Niemand die de bestelling komt opnemen! En mijn moeder is slecht ter been en mag zich van de dokter niet druk maken omdat dat slecht is voor haar bloedsomloop. Maar nu windt ze zich op omdat er bij de ingang van de tuin op een bord staat dat je bij de koffie een fris ananasgebakje krijgt. Nou houd ik persoonlijk niet van ananas, maar mijn moeder is er dol op. Dus ik doe dit allemaal voor haar. Maar hoe wij daar ook wachten, er komt niemand voor de bestelling!’

Happend naar adem keek ze me met grote boze ogen aan.
‘Mevrouw’, zei ik, ‘ik ben net als u een bezoeker van deze tuin. Maar ik weet niet beter dan dat de orangerie alleen in het weekend is geopend. En het is nu donderdag, dus u zult nog twee dagen geduld moeten hebben. Overigens kan ik u de berceau aanbevelen waar het met dit hete weer …’

De woede van de vrouw leek alleen maar groter te worden.
‘Voor die berceau van u komen we wel een andere keer, mijnheer. Wanneer mijn moeder weer wat beter ter been is. Bovendien staan de kranten bol van de verhalen over tekenbeten. Die beestjes laten zich bij dit warme weer zomaar uit het struikgewas op je blote bezwete lijf vallen waardoor je die gemene ziekte van Lyme kunt krijgen. En ze kruipen het liefst in je meest intieme delen. Dus u begrijpt wel dat ik niet op uw onoorbaar voorstel inga!’

Ik begon een beetje medelijden met haar te krijgen.
‘Laat ik u uit uw boze droom helpen, mevrouw. Je kunt hier op het kasteel wel degelijk koffie met een ananasgebakje krijgen, alleen niet bij de orangerie. U moet aan de andere kant van het gebouw zijn. Daar vindt u een terrasje met parasols waar je van alles kunt bestellen.’

Mijn advies leek haar niet geheel te overtuigen, maar toch haastte ze zich terug naar de orangerie waar haar moeder achter een rollator op haar stond te wachten.

Toen ik niet veel later ook voor een kop koffie het terras opliep, zaten moeder en dochter onder een parasol van hun bestelling te genieten. Toen de jonge vrouw me herkende, wenkte ze me.
‘Meneer, u mag wel bij ons komen zitten, hoor! Moeder, dit is die aardige meneer die ons zo fijn de weg naar dit terras heeft gewezen.’

De moeder zei niets. Ze keek alleen afkeurend naar haar dochter die haar jurk tot bijna aan haar broekje opstroopte en haar welgevormde blote benen op de rieten stoel tegenover haar legde.

Auteur: Ed Bruinvis

Studeerde voor tekenleraar aan de Arnhemse kunstacademie en normatieve maatschappijleer bij professor Hoefnagels (Radboud Universiteit). Is sindsdien actief in het vredes- en ontwikkelingswerk (Stichting Doca, Platform Arnhem Mondiaal en landelijk Platform tegen Wapenhandel). Publiceert behalve onderzoekswerk ook poëzie (Rivierklei, 2008, De Muze, 2015 en Vage klachten, 2019) en verhalen (Open op zondag, 2010 en Het terras, 2014), in 2017 gevolgd door de novelle Angelie. In 2019 verscheen (digitaal) het boek Arnhem Mondiaal over veertig jaar samenwerkende Arnhemse vredes- en ontwikkelingsorganisaties.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *