Kamperen (3)

Ik heb een buurvrouw. Sinds iets meer dan een half uur. Meestal krijg ik buurmannen als ik ergens sta. Maar ditmaal heb ik dus een buurvrouw gekregen. De buurmannen vormen doorgaans een apart slag volk. Ze arriveren steevast tussen vijf uur en half zes: petje op, wielrennersbroek aan, gebruinde armen en benen, getaand gezicht en kuiten zo hard als kabelbomen.

Ook hun fietsen kunnen er wat van: dubbele tandwielen voor, twintig versnellingen achter, sturen met variabele grepen en een standaard voor en achter tegen het omvallen.

De vier fietstassen hebben bijna altijd een opvallende kleur, knalrood bijvoorbeeld of helgeel. Soms denk ik wel eens dat de fiets de berijder heeft uitgezocht in plaats van andersom. Als ze het kampeerterrein oprijden, hebben ze er meestal honderd kilometer of meer doorheen gejaagd. Peulenschil, meneer.

Ook het opzetten en inrichten van de tent vindt plaats met hoge snelheid. Als ik even naast me in het struikgewas gluur of ik die fitis kan zien die al een tijdje op het neurotische af zit te tjiepen en ik weer ga zitten, staat hun tent al, kookt het koffiewater en zijn zij zelf al terug van het douchen. Sportieve mannen. En met kennis van zaken. En nooit te beroerd voor een praatje. Ze bekijken met een kennersblik mijn fiets. Hm, nog een Sparta. Bouwjaar negentientweeëntachtig of daaromtrent? Hij is tweedehands, zeg ik dan, maar hij rijdt nog prima. En hij heeft wel zeven versnellingen..! Ze kijken mij dan even vorsend aan en gaan weer snel met hun smartphones aan de slag.

Mijn buurvrouw is anders, dat zag ik meteen. Ze kwam fluitend het kampeerterrein op. Hoor je toch niet vaak, vrouwen die fluiten. Bij een meisje dat fluit is het fatsoen eruit, placht men bij ons op het dorp te zeggen. Vond ik gelukkig toen al onzin. Ze zette haar fiets tegen een picknicktafel, keek op haar gemak rond, rekte zich eens uit, nam een slok water uit haar drinkflesje en koos uiteindelijk voor een plaatsje naast mijn tent.

Ook zij is handig en doet wat snelheid van tent opzetten niet onder voor het mannelijk wielrenvolk. Ze klapt een driepoot uit, spant een lijntje naar de nok van haar tent en hangt haar kleren te luchten. Ze knikt me vriendelijk toe wanneer onze blikken elkaar kruisen. Een mooie vrouw. Dan plukt ze wat bramen uit de struiken langs het veld, pakt een handdoek en wat schoon ondergoed uit haar tent en wandelt ontspannen naar het douchegebouw. Ook zij heeft gebruinde armen en benen, maar of haar kuiten ook zo hard zijn als kabelbomen, wil ik niet eens weten. Ik ben allang blij dat ik weer een buurvrouw heb.

Auteur: Ed Bruinvis

Studeerde voor tekenleraar aan de Arnhemse kunstacademie en normatieve maatschappijleer bij professor Hoefnagels (Radboud Universiteit). Is sindsdien actief in het vredes- en ontwikkelingswerk (Stichting Doca, Platform Arnhem Mondiaal en landelijk Platform tegen Wapenhandel). Publiceert behalve onderzoekswerk ook poëzie (Rivierklei, 2008, De Muze, 2015 en Vage klachten, 2019) en verhalen (Open op zondag, 2010 en Het terras, 2014), in 2017 gevolgd door de novelle Angelie. In 2019 verscheen (digitaal) het boek Arnhem Mondiaal over veertig jaar samenwerkende Arnhemse vredes- en ontwikkelingsorganisaties.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *