Marylin

Toen ik het bos uit kwam lopen begon het al aardig te schemeren. En ik had al een flink stuk in de benen. Hoewel ik deze feiten niet meteen als excuus wil aanvoeren, speelden ze wel mee toen ik meende een jonge vrouw in een pikante houding tussen de struiken te ontwaren.

Ze stond voorovergebogen, waardoor haar bijzonder korte rokje tot op heuphoogte omhoog was geschoven en een dun reepje witte kant van haar ondergoed zichtbaar was. Ze keek me over haar schouder aan met een Marilyn Monroe-achtige blik, waardoor ik even niet wist hoe terug te kijken. Ik moest aan Oliver Hardy denken die in dat soort situaties steevast aan zijn stropdas gaat staan frunniken. Maar ik draag nooit stropdassen en al helemaal niet tijdens een wandeling. Een liedje gaan fluiten behoorde ook nog tot de mogelijkheden, maar er schoot me zo gauw geen fluitbaar liedje te binnen.

Uiteindelijk besloot ik maar gewoon door te lopen zoals ik dat de uren daarvoor ook gedaan had. Terwijl ik om de struik waarachter ze stond heen liep, werd ik me er pijnlijk van bewust dat ik na een hele middag lopen niet bepaald de frisse en energieke indruk op haar zou maken die Dean Martin of Clark Gable op haar gemaakt zou hebben. Ze zou me wel een zwerverachtig type vinden met mijn rugzak en bemodderde wandelschoenen. Maar terwijl ik op haar toeliep liet ze daar niets van merken. Ze bleef me met die smachtende filmblik aankijken tot ik vlak voor haar stond.

Pas toen zag ik dat ze van triplex was. Met een uitgezaagde arm hield ze een bord vast waarop stond dat je in het café aan de overkant van de weg een kop koffie met huisgemaakte appeltaart kon krijgen voor maar vijf euro. De schilder die haar had vastgelegd moet een kunstige hand van werken hebben gehad, want zelfs van dichtbij leek ze bedrieglijk echt. En het kon niet anders dan dat daarbij iemand voor hem geposeerd had. Mogelijk zelfs iemand van het personeel van de herberg, realiseerde ik me opeens! Ik stak de straat over en liep het pad op naar de ingang. Na beetgenomen te zijn door haar triplexvormen wilde ik haar wel eens in levenden lijve zien.

De voordeur openend kwam mij een fors uitgevallen vrouw tegemoet. Zij had in elk geval niet model gestaan, zoveel was wel duidelijk.

‘We gaan sluiten, meneer.’

Ik reageerde teleurgesteld.

‘Niet eens meer een laatste kop koffie?’

‘Nou, als het daarbij blijft, kan dat nog wel.’

Ik volgde haar de gelagkamer in. Achter de tap stond een serveerster. Met haar donkere huidskleur en een bos kroeshaar, kon zij het evenmin geweest zijn.

Ik zocht mezelf een plaatsje aan het raam waar ik in het tanende licht Marilyn aan de overkant zag staan, nog altijd lonkend over haar schouder kijkend. Waar ik ook zou gaan zitten, ze zou me met dat lachje blijven achtervolgen.

De serveerster zette een kop koffie voor me neer.

‘Is er misschien nog iets van die pikante, eh krokante appeltaart over?’

‘Nee, het spijt me’, zei ze, ’Alles is schoon opgegaan vandaag.’

‘Jammer’, zei ik.

Het lag me op de lippen om haar maar rechtstreeks te vragen wie model had gestaan voor het bord aan de overkant, maar bij nader inzien leek me dat toch ongepast. Ik dronk mijn koffie op. Het voorval zo snel mogelijk vergeten leek me eigenlijk maar het beste. De serveerster was al begonnen met het schoonmaken van de bar en dus rekende ik snel af. Ze deed me uitgeleide, maar op het moment dat ik het pad naar de straat opliep, kwam een man aanlopen met het Marilyn-bord onder zijn arm.

De krijttekst met de aanbieding was gedeeltelijk uitgelopen. Het had in de tussentijd blijkbaar even geregend. Ik liet hem passeren. Zelfs op haar kant gehouden keek ze nog naar me, verleidelijk lachend. De man zette het bord in de gang tegen de muur en deed zijn capuchon af. Pas toen, in het licht van het halletje, zag ik dat het geen man was maar een jonge vrouw. Even keek ze om naar me, vriendelijk lachend, en in één oogopslag zag ik dat het deze vrouw geweest moest zijn die model voor het bord had gestaan. Ik deed een stap terug naar de ingang en wilde iets tegen haar zeggen, maar de serveerster sloot de deur en ik hoorde hoe de sleutel van het nachtslot werd omgedraaid.

Even later ging de buitenverlichting uit en stond ik op de stoep in het invallend duister. Het begon weer licht te regenen. Dit keer zou het echter niet bij een onschuldig buitje blijven, besefte ik, want in de verte rommelde het onweer al.

Auteur: Ed Bruinvis

Studeerde voor tekenleraar aan de Arnhemse kunstacademie en normatieve maatschappijleer bij professor Hoefnagels (Radboud Universiteit). Is sindsdien actief in het vredes- en ontwikkelingswerk (Stichting Doca, Platform Arnhem Mondiaal en landelijk Platform tegen Wapenhandel). Publiceert behalve onderzoekswerk ook poëzie (Rivierklei, 2008, De Muze, 2015 en Vage klachten, 2019) en verhalen (Open op zondag, 2010 en Het terras, 2014), in 2017 gevolgd door de novelle Angelie. In 2019 verscheen (digitaal) het boek Arnhem Mondiaal over veertig jaar samenwerkende Arnhemse vredes- en ontwikkelingsorganisaties.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *