Sportbril

Sinds ik de honderd meter niet meer binnen de twaalf seconden loop – en ik geef toe, dat kan ik al enkele decennia niet meer – heb ik het beklemmende gevoel dat dingen in mijn leven definitief voorbij gaan. Goed, ik speel nog iedere week mijn tafeltenniswedstrijden en ik ga nooit met minder dan een derde plaats naar huis. Maar daarmee kan ik alleen nog indruk maken op mensen die niet weten dat ons team uit slechts drie personen bestaat. Ook onder water van de ene kant van het zwembad naar de andere kant zwemmen lukt me niet meer. Alleen al de angst dat ze me halverwege moeten opdreggen weerhoudt me ervan om het nog eens te proberen. En dat terwijl ik zo’n prestatie vroeger een fluitje van een cent vond.

Toen de dame van de opticien me vorig jaar bij het aanmeten van nieuwe brillenglazen – sterkere glazen, daar heb je het weer – voorstelde om een sportbril aan te schaffen, riep dat dan ook gemengde gevoelens bij mij op. Maar toen ze zei dat ik zo’n snelle outfit gezien mijn sportieve voorkomen nog best kon hebben, was ik op slag bereid het dubbele te betalen van wat zo’n montuurtje eigenlijk kost. Bovendien leek me zo’n bril die je met verende uiteinden achter je oren haakt, erg praktisch. Al te vaak al was mijn oude bril bij het afdoen van mijn sjaal van mijn hoofd gevlogen en in de hoek van de gang terechtgekomen. Iets waar hij slecht tegen kon, zoals ik telkens weer tot mijn spijt moest vaststellen.

De eerste maanden droeg ik mijn nieuwe sportbril met veel plezier. Wel moest ik een keer terug naar de winkel om die verende delen wat te laten uitrekken. Mijn oren kwamen door de te strak afgestelde poten nogal wijd van mijn hoofd af te staan, waardoor mij bij tegenwind steeds de angst bekroop te laat op mijn afspraak te komen.

Vorige maand echter kreeg ik serieus last van mijn sportbril. De kunststof slangetjes die om de uiteinden van de poten waren geschoven om te voorkomen dat je haar tussen de veren raakt, begonnen huidirritatie te veroorzaken. Eerst dacht ik nog dat de jeuk toevallig was, maar gaandeweg merkte ik dat ik er meer last van kreeg naarmate ik de bril langer achtereen op had. Het veroorzaakte bovendien ergernis bij mijn collega’s. Omdat ik tijdens vergaderingen steeds zo achter mijn oren krabde, dachten ze dat ik hen alsmaar niet begreep of dat ze iets doms gezegd hadden.

Ik besloot daarom terug te keren naar de opticien voor advies. De dame in kwestie hoorde mijn klacht nadenkend aan. Toen kwam ze achter de toonbank vandaan, zette voorzichtig mijn bril af en nam mijn hoofd met beide handen vast waarbij ze op haar tenen ging staan. Het leek erop of ze mij op het voorhoofd ging kussen zoals ik de paus wel eens had zien doen op tv. Maar dat was dan bij veel kleinere jongens. Ik wilde dus al een stap terugdoen, maar ze zei dat ze zo beter kon zien wat er aan de hand was. Mijn oren zachtjes heen en weer bewegend, bekeek ze aandachtig de hoofdhuid. De conclusie was daarna snel getrokken. De kunststof uiteinden van de bril waren door huidvet en transparantievocht aangetast geraakt en dat veroorzaakte een allergische reactie. Met nieuwe slangetjes van een ander materiaal zou het leed snel geleden zijn, verzekerde ze me. Ze haalde een plastic zakje uit een ladekast en trok er een rubber slangetje uit dat me nog het meest aan het ventiel van mijn fiets deed denken en sneed er twee stukjes op maat af. Ze plaatste de bril terug op mijn neus en haakte de uiteinden achter mijn oren. Het voelde inderdaad een stuk beter aan en ik haalde opgelucht adem. Ook al omdat ik nu geen nieuw montuur hoefde aan te schaffen, iets waar ik al bij voorbaat tegenop had gezien. Ze deed een paar passen naar achteren en met haar hoofd ietsje scheef zei ze dat mijn sportbril mijn jeugdige uitstraling nog versterkte. Nu ken ik onderhand de psychologie van de bedrijfsvoering, vooral wanneer die door aantrekkelijke vrouwen wordt gepraktiseerd, maar toch stapte ik die middag voor mijn gevoel een stuk jonger de winkel uit dan ik er even tevoren was binnengegaan. Op weg naar huis heb ik toen meteen maar een nieuwe zwembroek gekocht. Toch weer eens oefenen in onder water zwemmen.

Auteur: Ed Bruinvis

Studeerde voor tekenleraar aan de Arnhemse kunstacademie en normatieve maatschappijleer bij professor Hoefnagels (Radboud Universiteit). Is sindsdien actief in het vredes- en ontwikkelingswerk (Stichting Doca, Platform Arnhem Mondiaal en landelijk Platform tegen Wapenhandel). Publiceert behalve onderzoekswerk ook poëzie (Rivierklei, 2008, De Muze, 2015 en Vage klachten, 2019) en verhalen (Open op zondag, 2010 en Het terras, 2014), in 2017 gevolgd door de novelle Angelie. In 2019 verscheen (digitaal) het boek Arnhem Mondiaal over veertig jaar samenwerkende Arnhemse vredes- en ontwikkelingsorganisaties.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *