Een dromerig hoofd boven de oerzee

Martin Pieterse – Sonsbeek 2008

‘Head in Tree’ van Rona Pondick (Foto: Herman van Ommen)

Ik kan het niet helpen, maar als ik het beeld ‘Head in Tree’ van de Amerikaanse kunstenares Rona Pondick zie, dan moet ik onwillekeurig aan de tekeningen en schilderijen van Odilon Redon denken: een dromerig hoofd, zwevend boven de wateren van de oerzee, voor een kort moment rustend in de takken van een grillig Jugendstil-boompje. ‘Head in Tree’ hangt niet boven de oerzee, maar staat in een vijvertje in het Sonsbeek-park. Het is niet uitgevoerd in pasteltinten zoals bij Redon, maar in roestvrij staal. Het hoofd is niet de kop van een mythische reus, maar een afgietsel van het hoofd van Pondick zelf. Het is een eigentijds werk. En toch voelt het net zo laat-negentiende-eeuws als het werk van Redon.

Ik worstel met de vraag of het bijna Art Nouveau-achtige karakter van Pondicks sculptuur een sterk of juist een zwak element is. De vervreemding die in Pondicks oeuvre ontstaat door de versmelting van dierlijke, menselijke en plantaardige elementen, is al in de negentiende en in de twintigste eeuw uitputtend door toonaangevende kunstenaars verkend. In die zin betreedt Pondick gevaarlijk platgetreden paden. Puur uit esthetisch oogpunt is ‘Head in Tree’ echter een prachtig beeld, dat op deze plek in het park perfect tot zijn recht komt. Misschien moeten we maar niet te veel kniezen en Pondicks hoofd onbekommerd in ons hart sluiten. Er is al zoveel lelijkheid in de wereld.

Waarom staat ‘The Ornamental Hermit’ in hemelsnaam stil, ergens op een zandheuveltje tussen de bomen? Als er nu één Sonsbeek-kunstwerk is dat permanent moet worden rondgedragen, dan is het de kluizenaar van de Amerikaan Matthew Monahan wel. In Spanje worden in de paastijd ook beelden door de stad gedragen: lijdende Christussen met hemelwaarts gerichte blik, Moeders van Smarten met betraande ogen en heiligen met een extatische uitdrukking op hun gezicht, allemaal levensecht. De beelden zijn ervoor gemaakt om door de straten te worden gedragen. Het hele jaar staan ze te verpieteren in hun kapel, maar als de feestdag daar is, dan stralen ze onder hun baldakijnen, omfloerst door wolken wierook, deinend op het ritme van de gemaskerde dragers. Met van smart vertrokken gezichten nemen ze de schietgebedjes van de gelovigen in ontvangst. Om daarna de rest van het jaar weer ongelukkig in hun donkere kerk te staan.

‘The Ornamental Hermit’ is ook helemaal een klassiek draagbeeld. Zijn hoofd een beetje schuin, zijn gezicht getergd, één van zijn armen als een luguber relikwie voor zijn borst bevestigd. De dragers van Tonnie’s Huiskamer Project en van Alysis Zorggroep hebben de kluizenaar tijdens de processie van 8 juni leven gegeven door hem te dragen. Nu is het een opgezette, zwijgende reus, rustend op de draagbaar die eigenlijk op de schouders van het dragersgilde moet rusten, swingend en zingend door de stad. Je zou het ‘The Ornamental Hermit’ zo gunnen!

Laat je maar voorover vallen, en alles wordt anders. Anders, maar niet eng, lijkt het beeld van Johan Simons te zeggen. De Nederlandse theatermaker voert in Sonsbeek een waar toneelstuk op. Op een nagemaakte tak aan een boom zit een figuur die op gezette tijden voorover duikelt en bijna 360 graden om de tak draait. Het mechaniek zorgt ervoor dat het beeld even later weer recht op zijn tak zit.

De figuur heeft letterlijk diverse gezichten. Van voren gezien is het een oudere man, als het beeld voorover duikelt zien we aan de achterkant een jongen met duidelijk vrouwelijke heupen, als symbool van de vervliegende tijd, en als symbool van de moeder die elk jong kind in zich draagt. De duikeling naar voren staat symbolisch voor de fundamentele angst om los te laten. Geen angst: het mensbeeld van Johan Simons richt zich vanzelf weer op.

Veel symboliek en diepe gedachten in één beeld. Helaas is het wat al te letterlijk af te lezen. Met het tentoonstellingsgidsje in de hand begrijp je er snel alles van. Wat blijft, is een wat ontnuchterende vaststelling: o, bedoelt hij het zo. Net iets te nuchter voor een tentoonstelling die over grandeur gaat. De Zuid-Afrikaanse kunstenaar Willem Boshoff liet zich inspireren door de wind die door de boomkruinen van Sonsbeek ruist. ‘Wind’ betekent in veel talen veel meer dan alleen maar een meteorologisch fenomeen. Wind is ook: adem, geest, inspiratie. Boshoff verzamelde uit alle uithoeken van de wereld zes van die meerduidige woorden voor wind, en liet ze door de vrouwen van een Zuid-Afrikaanse stam in een soort ritselende panelen knopen, die in Sonsbeek in de bomen hangen.

Op zich is ‘Windwoorde’, zoals het in het Afrikaans heet, geen vreselijk kunstwerk, maar veel grandeur heeft het niet. ‘Windwoorde’ mist complexiteit en geheimzinnigheid. Het is typisch zo’n kunstwerk dat er zeker anders had uitgezien, als de kunstenaar wat langer de tijd had genomen om over de vorm na te denken. Ruisende letters in de boomkruinen is een minder interessante vorm voor dit, toch alleszins inspirerende thema.

I – Rona Pondick: Head in Tree (Grandeurschaal: 7,5)
J – Matthew Monahan: The Ornamental Hermit (Grandeurschaal: 8)
K – Johan Simons: Tijd (Grandeurschaal: 6,5)
L – Willem Boshoff: Windwoorde (GrandeurSchaal: 6)

Auteur: Martin Pieterse

Schrijver, columnist, essayist, kunsthistoricus, winnaar van de Brandende Pen 2006 en (voormalig) kunstredacteur van De Gelderlander. Hij draagt regelmatig een scherpzinnige column bij aan Arnhem aan Zee en beschreef alle kunstwerken van de tentoonstelling Sonsbeek 2008.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *