Ik woon sinds drie maanden in het buitengebied en daar blijk ik opeens veel meer tuingereedschap nodig te hebben dan voorheen op mijn balkonnetje tweehoog in de binnenstad. Gewend als ik was aan een handzaam schepje en een snoeischaar die volstonden om een viertal bloembakken te onderhouden, was die noodzaak me bij de verhuisplanning volkomen ontgaan. Inmiddels beschik ik echter over een hoeveelheid tuingerei waarmee ik een middelgroot hoveniersbedrijf zou kunnen beginnen. Maar dat komt vooral door Sylvia.
Sylvia is verkoopster in het plaatselijk tuincentrum en heeft behalve een fabelachtige tuinkennis een paar prachtige donkere ogen. Daarmee adviseert ze mij op een manier die prikkels in de liesstreek veroorzaken en probeer die als man maar eens te negeren. Kom ik bijvoorbeeld met een zakje zonnebloemzaad bij haar aan de kassa, dan pakt ze mij bij een arm en voert ze mij heupwiegend mee naar de halfdonkere hoek waar het tuingereedschap staat. Steevast kom ik dan thuis met spullen waar ik als stadsmens nooit eerder van gehoord heb, maar die volgens haar van essentieel belang zijn bij het onderhoud van een tuin. Daar kun je in het dorp waar je woont mooi mee voor de dag komen, zegt ze dan.
Zo heb ik thuis al drie 32-tands grasharken, vijf schoffels met gelast frame en twee met geklonken blad en acht spitrieken met dubbel en licht gebogen steel staan. Allemaal nodig volgens Sylvia. Ook ligt de schuur inmiddels halfvol met zakken potgrond. Ik koop er telkens een van veertig liter omdat zij dan met me mee naar buiten loopt om me te helpen bij het opladen. Ik neem dan plaats op het zadel van mijn fiets waarbij ik altijd even op haar schouder mag leunen en zij legt de zak overdwars over de bagagedrager. En terwijl ik wiebelend afzet legt zij beide handen op mijn heupen. Niet te laag maar net laag genoeg om mij een warme rilling langs mijn ruggengraat te bezorgen. Ze geeft me dan een duwtje en met een ‘tot de volgende keer!’ nemen we vrolijk afscheid van elkaar.
Vanochtend bezocht ik opnieuw het tuincentrum. Ik wist niet wat ik nodig had maar omdat Sylvia daar altijd wel raad op weet, liep ik tussen de schappen door op zoek naar haar. Maar hoe ik ook zocht, geen Sylvia. Ten einde raad liep ik met drie zakjes bonenkruid naar de kassa.
‘Is Sylvia soms met vakantie?’, vroeg ik langs mijn neus weg aan de verkoper.
‘Inderdaad, hoe raadt u het? Ze is gisteren met haar vriend voor drie weken vertrokken naar Carcassonne. Maar het zou me niks verbazen als ze daar bleven.’
‘O?’, vroeg ik geschokt.
‘Ze zijn al een tijdje aan het zoeken naar een geschikte plek in Frankrijk om een eigen tuincentrum te beginnen. En Carcassonne leek hun een prima plek, zodoende. Had u verder nog iets nodig? Ik zie dat u een 8-tands bouwhark heeft besteld, maar die is nog niet binnen. Volgende week misschien.’ ‘Een hark?!’, viel ik uit. ‘Man, wat moet ik met nóg een hark? Ik heb er thuis al dertien staan!’