Rookvrije zone

Van de chirurg had ik tijdens de operatie niet veel meer gezien dan een paar donkerbruine ogen die van boven een lichtblauw mondkapje bedenkelijk in mijn wijd geopende mond staarden.

Dat ziet er niet zo best uit, zag ik hem denken.

Ik vermoedde dat die ogen in een jeugdig gezicht stonden en dat dat gezicht weer hoorde bij een slank, atletisch lichaam. Te oordelen tenminste naar zijn bewegingen en de soepele manier waarop hij allerlei medisch gereedschap boven mijn hoofd hanteerde. Hij zou zich na de operatie vast naar een sporthal in de buurt haasten om er alle spanning en ziekenhuisnarigheid van zich af te slaan tijdens een gezond partijtje squash. Iets wat voor mij de komende weken vast en zeker niet weggelegd zou zijn.

De anesthesiste was van een heel ander soort. Zij had een fors postuur en een zware stem en was op een ijzeren kruk naast de behandeltafel komen zitten.

‘Blijft u maar rustig liggen’, had ze gezegd en om duidelijk te maken dat het haar taak was om daar op toe te zien, had ze een brede hand over mijn borst gelegd. Ze moest voordien in de bouw gewerkt hebben of in haar vrije tijd aan krachtsport doen, want ik kon me onder haar drukkende hand amper meer bewegen.

‘Zo’, had de chirurg gezegd. ‘Nu maak ik eerst een luikje in uw gehemelte. Dan klap ik het tandvlees om zodat ik bij de wortelpunt kan komen en dan is het eigenlijk snel gepiept. Maar omdat u absoluut niets van de ingreep mag voelen, krijgt u eerst een injectie.’

Hij gaf me er zes. Maar toegegeven, daarna merkte ik van de hele operatie niet veel meer dan wat geschuur en geschraap aan mijn kaakbeen. En die drukkende hand van de anesthesiste dus, daar kreeg ik het nog het meest benauwd van.

Drie weken later zag ik de chirurg opnieuw. Ditmaal tijdens een op mijn verzoek gearrangeerd controlegesprek. Hij zag er inderdaad uit zoals ik mij hem, liggend op de operatietafel, had voorgesteld. Een jonge vent met een open gezicht die aandachtig knikkend mijn verhaal aanhoorde.

’Zou u de klacht ook kunnen samenvatten?’, vroeg hij toen ik klaar was met mijn verslag van de voorbije weken. ‘Waar heeft u nu precies pijn?’

In een paar zinnen probeerde ik nog eens de spiraal te beschrijven waarin ik naar mijn gevoel terecht was gekomen nadat ik na de operatie ten prooi was gevallen aan een hooikoortsaanval en bijkomende aandoeningen als netelroos en voorhoofdsholteontsteking. Maar bovenal was er de angst dat de operatie niet geslaagd was en dat de pijn in mijn hoofd wellicht veroorzaakt werd door een nieuwe kaakontsteking. Verhoogde bloeddruk en slapeloze nachten hadden voor de rest gezorgd.

Hij knikte nog eens nadenkend en verzocht me plaats te nemen in een eenvoudige behandelstoel in zijn spreekkamer. Met een spiegeltje bekeek hij de wond.

‘O, maar dat ziet er allemaal prima uit, hoor!’

Hij tikte met het handvat van het spiegeltje een paar keer tegen de onderkant van mijn tanden.

‘Dit voelt u niet? Nee? Dan geneest het mooi en hoeft u zich echt geen zorgen te maken!’

Na nog wat nagepraat te hebben over hooikoortsperikelen – ook hij leed eraan, vertrouwde hij me toe – namen we hartelijk afscheid van elkaar.

Opgewekt en naar mijn gevoel kilo’s lichter, liep ik door de gangen richting uitgang. Onderweg knikte ik patiënten bemoedigend toe, hield deuren open voor verpleegsters, ook als ze daar helemaal niet doorheen hoefden en hielp al grappen makend een bed parkeren in een lift.

De enorme draaideur bracht me tenslotte weer buiten waar een voorjaarszonnetje het feest compleet maakte, alle rondzwevende pollen ten spijt.

Ik passeerde een wat oudere dame die gekleed in een ochtendjas op een bankje in de zon had plaatsgenomen en een sigaret opstak. Naast haar stond een soort reclamebord op wieltjes met daarop in enorme letters ‘Rookvrije zone’. Ik kon het niet laten om haar daar in het voorbijgaan even op te wijzen.

‘Bent u arts?’, riep ze me met een doorrookte stem wantrouwig na.

Ik draaide me om. Arts? Ik zag weer even die ogen van de chirurg voor me die bezorgd in mijn mond staarden. Hoe afhankelijk van een arts kun je zijn? En wat zou een samenleving zijn zonder goede medische zorg? En wat kun je daar als individu aan doen om dat zo te houden? Peinzend knikte ik wat voor me uit.

Haastig maakte de vrouw haar sigaret uit.

Auteur: Ed Bruinvis

Studeerde voor tekenleraar aan de Arnhemse kunstacademie en normatieve maatschappijleer bij professor Hoefnagels (Radboud Universiteit). Is sindsdien actief in het vredes- en ontwikkelingswerk (Stichting Doca, Platform Arnhem Mondiaal en landelijk Platform tegen Wapenhandel). Publiceert behalve onderzoekswerk ook poëzie (Rivierklei, 2008, De Muze, 2015 en Vage klachten, 2019) en verhalen (Open op zondag, 2010 en Het terras, 2014), in 2017 gevolgd door de novelle Angelie. In 2019 verscheen (digitaal) het boek Arnhem Mondiaal over veertig jaar samenwerkende Arnhemse vredes- en ontwikkelingsorganisaties.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *