De hond was een wat slordig uitgepakte kruising tussen de klassieke Hollandse schapendoes en de minder bekende Friese stabij, ook wel vogelhond of mollenvanger genoemd. Meteen al bij de bevruchting moet iets mis zijn gegaan want de vacht van het beest vertoonde tussen de inktzwarte krullen steil omhoog staande plukken sneeuwwit haar en bovendien loenste het.
Nu wordt in bepaalde kringen het samengaan van Friezen en Hollanders sowieso sterk afgeraden maar of dat ook geldt voor de hondenfokkerij is mij niet bekend. Het zou mij echter niet verbazen want afkeer bij mensen kan soms diep wortelen. De weerzin kon in dit geval wel eens terug te voeren zijn op de dertiende en veertiende eeuw toen de Hollandse graven middels dwangburchten poogden de Friezen onder de duim te houden, terwijl de Friezen zelf er geen been in zagen om al plunderend en brandschattend door de Hollandse en Zeeuwse gewesten te trekken. Daarbij wijzend – al of niet terecht – op het feit dat de gehele Noordzeekust, van Vlaanderen tot Denemarken aan toe, Fries gebied was. Eigenlijk is het sindsdien nooit meer helemaal goed gekomen tussen beide bevolkingsgroepen en de hond in kwestie leek daar met zijn eigenaardige uiterlijk uitdrukking aan te willen geven.
Hij was het pannenkoekenrestaurant binnengekomen aan een meterslange lijn die pas werd ingehaald toen het dier bij willekeurige tafeltjes aan poogde te schuiven hetgeen zijn bazin op boze blikken van de gasten kwam te staan.
De vrouw leek er niet door van haar stuk gebracht en nam plaats aan het tafeltje voor mij. Prompt legde de hond zijn beide poten op het mijne en probeerde met een ver uitgestoken tong bij mijn bord te komen.
‘Niet doen, Blacky, dat vindt het vrouwtje niet leuk’, zei ze het dier over zijn kop aaiend.
Ik moest even over die opmerking nadenken. Het leek mij dat de vraag of ík het leuk vond van groter belang was. Ik keek de vrouw dan ook nadenkend aan waarop ze aan een uitleg begon.
‘Blacky doet dit eigenlijk nooit hoor, meneer, want het is een keurig opgevoede hond.’
Bij het horen van zijn naam probeerde het dier op haar schoot springen maar dat liet ze toch niet toe.
‘Nee, Blacky, nu even niet. Vrouwtje moet even met de meneer praten.’
En zich weer tot mij wendend: ‘Blacky komt uit een druk gezin waar weinig aandacht voor de huisdieren overbleef. Hij is in zijn jeugd dus eigenlijk veel liefde te kort gekomen, begrijpt u?’
Ik begreep het.
‘En dus zoekt hij nu het gezelschap van vreemden en probeert hij dat tekort op die manier aan te vullen. Daarom neem ik hem regelmatig mee naar drukke plekken waar altijd wel iemand is die hem even wat aandacht geeft. Even over zijn kop aaien, even iets liefs tegen hem zeggen. Het zijn kleine dingen maar het is al vaak voldoende voor hem om zich tevreden te voelen, ziet u?’
Ik zag het.
‘Dus als u hem dus even liefdevol aan zou willen kijken’, zo besloot ze haar uitleg, ‘dan kan ik snel even heen en weer naar het toilet.’
Zonder mijn antwoord af te wachten stond ze op en haastte zich naar de wc-ruimtes, nagekeken door de hond die eerst een poosje wachtte alsof hij zeker wilde weten dat zijn bazin niet meteen terugkwam. Toen dat niet gebeurde sprong hij op haar stoel en boog zich hijgend en kwijlend over naar mijn tafeltje. Zijn adem stonk afschuwelijk en kokhalzend schoof ik mijn bord van mij af. Daar had het dier blijkbaar op gerekend want hij schoot naar voren en hapte in één beweging het restant van mijn pannenkoek van mijn bord.
Op dat moment kwam de vrouw terug van het toilet en begreep onmiddellijk wat er gebeurd was.
‘Nee, Blacky, dat is nou niet aardig van je. Dat vindt het vrouwtje echt niet leuk!’
Ze trok het dier van de stoel en hoofdschuddend keek ze me aan.
‘Weet u wat het is, meneer, hij heeft in zijn jeugd niet alleen te weinig aandacht gekregen maar ook te weinig eten. Het was een groot gezin waarin hij is opgegroeid dus er bleef weinig voor de huisdieren over, snapt u?’
Ik snapte het. Maar op dat moment viel mij haar Friese accent op en prompt borrelden mijn roots omhoog: geboortestad Haarlem, vanouds Hollands grondgebied. Misschien waren die dwangburchten indertijd toch niet zo’n gek idee.
wat fijn voor die Friese mevrouw dat je er zoveel begrip voor op kon brengen.
Of onze Friezin dat wel besefte is de vraag …
Dank voor je reactie, Andrea!
Dag Ed, volgens mij kennen wij elkaar, hoor graag iets van je, groeten Pedro