Kookpot

Tegen enen, toen de zon op haar hoogste punt stond, fietste ik het kampeerterrein op. Tweeëndertig graden en een geheel verlaten tentenveld! Ik had erop gehoopt maar had er niet op durven rekenen. Een heel veld vol witte klaver voor mijzelf met alleen vogels en bijen om me gezelschap te houden.

Toen de tent stond en ik water ging halen in de wasruimte, bleek ik toch niet de enige campinggast. In de schaduw van wat struikgewas zat een bleek uitgevallen man in een kort broekje een dik boek te lezen. Hij bleek een klein formaat caravan te bewonen dat op het naastgelegen veld in een hoek stond.

‘Is het daarin nog uit te houden?’, vroeg ik bij wijze van kennismaking, wijzend op zijn huisje op wielen dat in de brandende zon stond.

‘Nee meneer, een kookpot, dat is het. Maar ik zag u aan komen fietsen met die tent van u achterop en toen dacht ik bij mijzelf: meneer wil hier op het terrein zeker levend gebraden worden. Voor morgen is zelfs vijfendertig graden voorspeld! En dan zet u die tent van u op in het stuk waar geen enkele schaduw is. Kijk, daar begrijp ik nou helemaal niets van.’

Ik glimlachte en wees op de baan die de zon de komende uren zou volgen.

‘Nu staat de tent inderdaad nog in de zon. Maar om 4 uur, als het hier op het veld op z’n heetst is, staat de tent in de schaduw van die rij bomen daar. En dat ook gedurende de rest van de dag. Had ik hem nu in de schaduw gezet, dan staat-ie straks in de zon en de rest van de middag ook. Dan was het binnen in de tent pas echt een kookpot geworden, zoals u dat noemt.’

De man mompelde iets onverstaanbaars en verdiepte zich weer in zijn boek.

Toen ik een uur later met de fietskaart en een flesje water naast de tent in de schaduw zat, kwam de man aanlopen. Of ik hem even wilde helpen. Ik liep met hem mee naar zijn caravan. Hij had de steunpoten opgekrikt en het deurtje op slot gedaan.

‘Ik had zo gedacht, als ik nu bij de trekhaak ga staan en u duwt aan de achterkant, dan wil ik hem in díe hoek zien te krijgen.’

Hij wees naar een plek aan de overzijde van het caravanveld waar de zon fel op het gras scheen.

‘Vanwaar al die moeite?’, vroeg ik.

‘Kijk’, zei de man en hij ging er eens goed voor staan, ‘u moet dat zo zien. Hier staat de caravan vol in de zon en is het binnen een kookpot. Aan de overkant is het nu ook nog een kookpot, maar over een uurtje staat de zon daar, meer in het westen. Dan valt de schaduw van dat rijtje bomen precies op de plek waar ik dan sta, ziet u wel? Kamperen is vooruitzien, meneer. Leert u dat van mij als de oudste kampeerder van ons tweeën!’

Ik keek naar het rijtje bomen dat de man had aangewezen. De zon zou er over een half uur inderdaad achter wegzakken, maar aan de zijkant spoedig weer tevoorschijn komen. Ik zei niets maar begon op het signaal van de man de caravan te duwen.

Auteur: Ed Bruinvis

Studeerde voor tekenleraar aan de Arnhemse kunstacademie en normatieve maatschappijleer bij professor Hoefnagels (Radboud Universiteit). Is sindsdien actief in het vredes- en ontwikkelingswerk (Stichting Doca, Platform Arnhem Mondiaal en landelijk Platform tegen Wapenhandel). Publiceert behalve onderzoekswerk ook poëzie (Rivierklei, 2008, De Muze, 2015 en Vage klachten, 2019) en verhalen (Open op zondag, 2010 en Het terras, 2014), in 2017 gevolgd door de novelle Angelie. In 2019 verscheen (digitaal) het boek Arnhem Mondiaal over veertig jaar samenwerkende Arnhemse vredes- en ontwikkelingsorganisaties.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *