Ze zitten naast elkaar in het bushokje. Zij met een bekertje koffie in haar hand waaruit ze een beetje schuw telkens een slokje neemt. Hij met een bosje tulpen op schoot. Steeds als de wind het cellofaan om de bloemen beweegt, strijkt hij het voorzichtig weer glad.
‘Ik ga maar een week met je mee, hoor’, zegt de vrouw.
‘Maar je hebt toch twee weken?’, vraagt de man tevergeefs zijn teleurstelling verbergend.
‘Ja’, antwoordt de vrouw, ‘maar ik wil ook nog andere dingen doen in die tijd.’
De man knikt wat voor zich heen. Dan heft hij opeens zijn hoofd op.
‘En als ik nu eens een huisje huur?’
De vrouw laat verrast haar bekertje zakken.
‘Een huisje..?’
‘Ja, zo’n huisje van waaruit je uitstapjes kunt maken. Leuke stadjes bekijken en zo. En dan ’s avonds een spelletje doen. Of tv kijken. Veel huisjes hebben televisie tegenwoordig.’
De vrouw tuurt even voor zich uit. Dan verschijnt er iets van een glimlach op haar gezicht.
‘Dan hoef je dus ook niet allerlei spullen mee te nemen?’
‘Nou’, zegt de man afwerend, ‘natuurlijk wel een tas met kleren en je toiletspullen.’
‘Ja, vanzelf’, zegt de vrouw. ‘Maar ik bedoel, je hoeft niet te sjouwen met kookspullen en beddengoed. Dat is er allemaal al in zo’n huisje, toch?’
De man weifelt even.
‘Nou, dat hangt er vanaf. In de dure huisjes is dat er allemaal. Maar huur je een wat goedkoper huisje, dan moet je wel zelf je beddengoed meebrengen.’
Het gezicht van de vrouw betrekt en ze zakt wat ineen.
‘Maar als je toch maar een week mee kunt, kan ik misschien wel een duurder huisje zoeken’, zegt de man peinzend.
‘Nou’, zegt de vrouw weifelend, ‘ik heb natuurlijk twee weken…’
De man wrijft zich even over het voorhoofd.
‘Twee weken in een duur huisje. Ik weet niet of…’
Hij maakt zijn zin niet af. Vanaf de overzijde van het plein nadert een bus. Hij staat op. De vrouw naast hem kijkt in het bekertje en giet het restant koffie naast het bankje tussen de planten. Dan staat ze ook op.
‘Ik heb twee weken, maar ik wilde eigenlijk ook nog andere dingen doen. Maar als ik die nu eens later in die maand doe?’
De bus stopt voor het bushokje en de man haalt zijn schouders op.
‘We kunnen er nog even over bellen van de week.’
‘Ja’, zegt de vrouw, ‘we bellen er nog over. Doe de groeten aan Joop en wens hem beterschap namens mij.’
‘Zal ik doen’, zegt de man instappend.
De vrouw kijkt nog even of de man zwaait vanaf zijn zitplaats, maar dat doet hij niet.