Voorbeschouwing

‘Goedenavond dames en heren thuis, goedenavond Piet de Fluiter, mag ik Piet zeggen, Piet?’

‘Geen probleem.’

‘Fijn. Ja, voor jou, Piet, en voor de kijkers thuis die nu al aan de buis gekluisterd zitten, zo stel ik mij voor, is vanavond dé avond, nietwaar Piet?’

‘Dat zou ik wel denken ja.’

‘Juist, want vanavond is dan eindelijk de finale waar wij allen met elkaar zo lang naar hebben uitgekeken. Jij toch ook, Piet, neem ik aan?’

‘Dat zou ik wel denken ja.’

‘En dat het een spannende avond gaat worden weten wij nu al, dames en heren. En dat zonder dat er ook nog maar één speler op het veld staat, want die komen pas over een kwartiertje uit de catacomben tevoorschijn en dan gaat het feest beginnen. Piet, jij was twintig jaar scheidsrechter in de eredivisie. Je hebt dus aardig wat wedstrijden gefloten, denk ik zo.’

‘Dat zou ik wel denken, ik bedoel, dat is zeker zo, ja.’

‘Juist, nou dan weet je wel zo’n beetje wat er door die twintig spelers heen gaat op een avond als deze.’

‘Tweeëntwintig.’

‘Wat tweeëntwintig?’

‘Het is elf tegen elf dus dat maakt tweeëntwintig.’

‘O, haha, natuurlijk. Maar voor het gemak zeggen wij hier op de redactie altijd twintig. Of een stuk of twintig, dat zeggen we ook wel eens. Piet, denk jij dat het een spannende wedstrijd gaat worden?’

‘Dat zou ik, dat denk ik wel, ja. Het is per slot van rekening een finale.’

‘Juist, en wat voor een finale! Want, beste kijkers, hoe hebben we niet in spanning gezeten toen de halve en de kwartfinale werden gespeeld! Piet, jij toch ook mag ik aannemen, want als je toch twintig jaar scheids…’

‘De kwartfinale én de halve finale.’

‘Ja natuurlijk. Wat zei ik dan?’

‘Je zei “de halve en de kwartfinale”.’

‘Ja, en wat is daar mis mee?’

‘De volgorde. Je speelt eerst de kwartfinale en dan pas – als je er doorheen komt tenminste – de halve finale.’

‘O, op die manier. Maar goed, spannend wordt het dus sowieso, Piet, daar zijn we het wel met elkaar over eens, denk ik. Nu een vraag op de man af. Denk jij dat er vanavond gescoord gaat worden?’

‘Nou, die kans acht ik toch wel vrij groot. Je moet het zo zien, het zijn topvoetballers, alle tweeëntwintig. Dus dat daar straks een aardig balletje wordt getrapt is zeker. En de kans dat zo’n balletje dan een keer tussen de palen door in het net belandt, acht ik toch wel vrij groot.’

‘Juist, maar aan welke kant, Piet, want daar gaat het om in het voetbal en helemaal in een finale. Aan welke kant dus rolt dat balletje tussen de palen door, dat lijkt mij de hamvraag toch, of niet?’

‘Nou ja, in principe kan de bal aan beide kanten van het veld tussen de palen door rollen. Dus ja, het is op dit moment nog even koffiedik kijken natuurlijk aan welke kant de bal het vaakst tussen de palen door glipt.’

‘Ja, Piet, daar stel je zo maar eventjes een belangrijke kwestie aan de orde! Aan welke kant gaan de meeste ballen tussen de palen door? Want, dames en heren thuis, het wordt nu misschien wat filosofisch waarvoor mijn excuses, maar aan de kant waar de ballen het vaakst tussen de palen door rollen, wordt de wedstrijd verloren. Zo is het toch, Piet? Jij hebt tijdens jouw jarenlange loopbaan als scheidsrechter vast wel een paar keer met deze situatie te maken gekregen. Wat is jouw visie op deze zaak?’

‘Nou ja, de ploegen wisselen halverwege de wedstrijd natuurlijk wel van speelhelft, dat moet je in je berekening meenemen.’

‘Wacht even, Piet, wacht even. Want nu wordt het voor de kijkers thuis misschien toch wat ingewikkeld. Je zegt eigenlijk dat het aantal ballen dat tussen de palen door in het net belandt bepalend is voor wie aan welke kant van het veld de wedstrijd wint. Of nee, nu maak ik het misschien zelf te ingewikkeld. Piet, laat je licht er eens over schijnen, jij bent per slot van rekening jarenlang scheidsrechter in de eredivisie geweest.’

‘Welnu, om te beginnen speel je maar met één bal …’

‘Ja, natuurlijk!’

‘Nee, maar je had het over “het aantal ballen” en je hebt maar één bal tot je beschikking en daar moet je het anderhalf uur mee doen. Zou je gedurende die periode met meer dan één bal tegelijk spelen, dan zou je een heel ander soort spel krijgen want dan…’

‘O, wacht even… ja? Sorry, Piet, ik onderbrak je even maar ik krijg via mijn oortje door dat de spelers het veld opkomen. O kijk, Piet, daar heb je ze! Tel even met mij mee, het moeten er dus tweeëntwintig zijn.’

Auteur: Ed Bruinvis

Studeerde voor tekenleraar aan de Arnhemse kunstacademie en normatieve maatschappijleer bij professor Hoefnagels (Radboud Universiteit). Is sindsdien actief in het vredes- en ontwikkelingswerk (Stichting Doca, Platform Arnhem Mondiaal en landelijk Platform tegen Wapenhandel). Publiceert behalve onderzoekswerk ook poëzie (Rivierklei, 2008, De Muze, 2015 en Vage klachten, 2019) en verhalen (Open op zondag, 2010 en Het terras, 2014), in 2017 gevolgd door de novelle Angelie. In 2019 verscheen (digitaal) het boek Arnhem Mondiaal over veertig jaar samenwerkende Arnhemse vredes- en ontwikkelingsorganisaties.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *