Zaterdagmiddag: de boodschappen in huis, de planten verzorgd, het zomergoed gestreken en buiten schijnt de zon. Tijd dus voor een fietstochtje. Er staat weliswaar een stevige wind maar dat mag de pret niet drukken.
Halverwege Elst en Homoet valt mijn oog op een bord in de berm. Er staat alleen ‘Hier’ op. Daarachter een niet onaardig geschilderd trosje kersen. Een fors uitroepteken completeert de boodschap. Ik denk na. Thuis staat nog een schaaltje met een restant kersen van de markt, maar dat is net genoeg voor één toetje en kersen zijn in de zomer mijn favoriete nagerecht. Morgen en overmorgen ben ik echter buiten de stad en kersen bederven snel. Ik moest me dus maar tot een bescheiden aankoop beperken.
Het grind knerpt als ik het erf oprijd. Achterin, in de schaduw van de fruitbomen, staat een vrouw achter een brede kraam van ruwhouten planken. Pal voor haar staat een ouderwetse weegschaal, daarnaast een houten gelddoos.
Ik zet mijn fiets tegen een stalmuur en loop op haar toe. Zij zet de armen in haar zij en houdt haar hoofd scheef. Wantrouwend kijkt ze me aan. Wat moet dat stadsmens hier?, zie je haar denken.
‘Wat kosten uw kersen?’, vraag ik.
‘Vijf vijftig de kilo, meneer. Hoeveel kilo had u gewild?’
‘Hoeveel kilo?’ Ik voel me op slag ongemakkelijk bij haar vraag. ‘Nou, ik dacht eerder aan een pondje.’
‘Een pondje van wat?’ Er klinkt een lichte spot door in haar stem. Haar door het landleven gebruinde armen wuiven over de uitgestalde dozen en kistjes.
‘Hier hebben we de Kordia en dat daar zijn de Regina. En dan hebben we de Lapins natuurlijk, dat is een mooie volle kers. En dit hier is de Dikke Loen, een spekkers, die kunt u wat langer bewaren. Dus zegt u het maar.’
Ze kruist de armen voor haar borst en kijkt me afwachtend aan.
Mijn blik glijdt van haar bruingebrande armen naar haar postuur. Ik schat haar al over de vijftig maar ze ziet er nog prachtig uit. Met haar lange slanke hals en loshangend krullend haar heeft ze iets weg van Anna Magnani uit Bellissima, een van de meesterwerken van Visconti. Ze draagt geen beha en haar spitse borsten doen me ook even aan Madonna denken, maar dan minder dreigend.
‘Ik, eh, nou, doet u dan maar een pond van die eh …’
‘Regina zeker?’
Zonder mijn antwoord af te wachten schuift ze een doos knalrode kersen in een papieren zak. Dan neemt ze de volgende doos en duwt die ook in een zak.
‘Dit is dan de Kordia. En dan nog de Lapins en een pondje Loens. Die zak vouw ik dicht, dan kunt u zien welke u het langst kunt bewaren.’
Ze stapelt de dozen op en zet ze vlak voor me op de kraam.
‘O,’ zegt ze dan verschrikt, ‘zou ik toch nog bijna de Stella en de Burlat vergeten!’
Opnieuw schuift ze twee dozen in zakjes.
‘Zo, dat maakt dan, eens even kijken, zes maal twee vijfenzeventig is zestien euro vijftig, meneer.’
Ik staar naar de stapel dozen voor me. Als ik opkijk heeft ze haar handen weer in haar zij gezet en kijkt ze me weer net zo wantrouwend aan als toen ik daarnet het erf opfietste.
‘Juist’, zeg ik, ‘zestien euro vijftig …’
Ik trek twee biljetten van tien uit mijn portemonnee en leg die in haar uitgestoken hand. ‘Laat u de rest maar zitten.’
Ze haalt haar schouders op en kijkt toe hoe ik de dozen voorzichtig in de fietstas laat zakken. Dan draait ze zich om en loopt zonder me te groeten heupwiegend de boomgaard in.