Ma

Ik zit naast het bed van mijn moeder. Ze hangt achterover in de kussens en haar mond staat wagenwijd open. Haar ademhaling gaat met horten en stoten en haar vingers verfrommelen het ene papieren zakdoekje na het andere.

Toen ik vanochtend de activiteitenruimte binnenliep om mijn moeder te begroeten zat ze niet op haar vaste plek naast de sjoelbak, want dinsdag is sjoeldag. De andere dames keken me treurig aan. Mijn moeder was in haar appartement, zeiden ze, want het gaat niet goed met haar.

Nog voor ik mijn rugzakje had afgedaan kwam de hoofdzuster naar me toe. Of ik even met haar mee wilde lopen. Buiten het gehoor van de andere bewoonsters vertrouwde ze me toe dat mijn moeder in haar laatste dagen is. Zo noemde ze dat: in haar laatste dagen. Ik wist het. Mijn moeder is al enkele weken in haar laatste dagen. Ze had me bij mijn vorige bezoek op het hart gedrukt dat het meisje dat wel eens boodschappen voor haar doet en soms wat naaiwerk voor haar verricht, betaald moest worden. Ik zou erop toezien, beloofde ik. Dat zegt ze iedere keer, hoor, zei mijn zus toen ik haar er over opbelde, maar het meisje mag het geld zelf uit de portemonnee van ma halen.

Mijn moeder doet een krampachtige poging overeind te komen. Ze wil een ander, zachter kussen in haar rug. Ik help haar rechtop te zitten en verwissel de kussens. Haar rug voelt broos en breekbaar aan, ze is vel over been. Als ze nog dertig kilo weegt is het veel. Dan laat ze zich weer achterover zakken. Ik wil haar wat te drinken geven maar ze wil niet. Appelmoes dan op een theelepeltje? Ook niet. Ze sluit haar ogen en maakt wat wijzende gebaren met haar handen. Dan opent ze haar ogen weer, ze liggen diep weg in haar bleke ingevallen gezicht. In goed verstaanbaar Engels spreekt ze de mensen toe die zich onzichtbaar aan het voeteneind van het bed verzameld hebben. Het gaat over het aantal maaltijden dat zij die dag hebben genoten.

‘You had your first meal at eight thirty in the morning and your cream at eleven.’

Ze heft haar vingers op en telt.

‘So you had six meals today, six!’

Ze is aan het einde van de Tweede Wereldoorlog in Liverpool met mijn vader getrouwd en samen met hem naar Nederland gekomen toen de oorlog in Europa definitief voorbij was.

Ze lacht wat voor zich heen, wijst dan gebiedend naar het voeteneind van het bed als om de talloze onzichtbaren daar bij de les te houden.

Dan opeens draait ze zich naar mij toe.

‘Wat doe je voor werk?’, vraagt ze, me onderwijl met haar grijze ogen pinnig aankijkend.

‘Ik schrijf, moeder.’

Ze laat het zinnetje even tot zich doordringen.

‘Je moet bij Paul op de boerderij gaan werken. Die heeft het druk.’

‘Ik heb het ook druk, moeder.’

‘O ja? Met wat dan?’

‘Met schrijven, moeder.’

Er verschijnt een misprijzende trek rond haar mond. Ik heb inmiddels tien boeken op mijn naam staan. Daarvan staan er vier op haar boekenplank, ongelezen zo te zien aan de kreukvrije ruggen.

‘En wie betaalt jou dan?’

Ik slik even.

‘De lezers, moeder, de mensen die mijn boeken lezen.’

Het is niets. Ik zie het aan haar blik. En het klopt, het is ook niets, bijna niets dan.

Ze staart een tijdje naar het plafond terwijl haar adem schokkerig klinkt, soms een beetje hoestend. Ze probeert met een zakdoekje haar mond af te vegen, maar haar handen kunnen niet meer bij haar lippen. Ik pak het zakdoekje over en veeg haar lippen droog.

Dan steekt ze een wijsvinger naar me uit, een wijsvinger aan een benige hand waar je bijna doorheen kunt kijken, zo dun is hij geworden.

‘Straks pak je de auto en rijd je naar Paul!’

‘Waarom, moeder?’, vraag ik, maar ik weet het antwoord eigenlijk al.

‘Om er te werken. Je kunt er ook blijven slapen, dat is wel zo handig.’

Dan sluit ze haar ogen weer en stokt haar ademhaling om met een luide snok weer op gang te komen. Telkens slaat de schrik me om het hart bij dat geluid. Ben bang dat het haar laatste ademtocht is. En dat ik hier alleen aan haar bed zit en niet goed weet wat ik dan moet doen.

Auteur: Ed Bruinvis

Studeerde voor tekenleraar aan de Arnhemse kunstacademie en normatieve maatschappijleer bij professor Hoefnagels (Radboud Universiteit). Is sindsdien actief in het vredes- en ontwikkelingswerk (Stichting Doca, Platform Arnhem Mondiaal en landelijk Platform tegen Wapenhandel). Publiceert behalve onderzoekswerk ook poëzie (Rivierklei, 2008, De Muze, 2015 en Vage klachten, 2019) en verhalen (Open op zondag, 2010 en Het terras, 2014), in 2017 gevolgd door de novelle Angelie. In 2019 verscheen (digitaal) het boek Arnhem Mondiaal over veertig jaar samenwerkende Arnhemse vredes- en ontwikkelingsorganisaties.

2 gedachten over “Ma”

  1. Ja, mijn moeder is inmiddels overleden, weggegaan, zoals ze het zelf noemde. En in alle rust.
    Ze heeft even gewacht tot de column online was, denk ik …

    Ed

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *