Teken en meikevers

Ze droeg een groen jagershoedje waaromheen een smal bandje zat waarachter ze een paar fazantenveren had gestoken. En omdat haar overige kleding eveneens van een onopvallende kleur was, viel ze me pas op toen ze uit het struikgewas overeind kwam.

Met wat onhandige bewegingen bracht ze door haar jurk heen haar ondergoed weer op zijn plaats en kwam naar het bospad toegelopen.
‘Ik moest daar even zijn’, zei ze met haar duim achter zich wijzend.
‘Ik begrijp het’, zei ik. ‘Vanavond de bloot gekomen delen maar even op teken controleren, zou ik zeggen.’

Ze sloeg verschrikt een hand voor haar mond.
‘Teken, zegt u?! Zitten die hier ook?’
‘Natuurlijk, mevrouw’, zei ik. ‘Die zitten overal. In tuinen, parken, bossen. En vooral in het eikenhakhout waarin u zich even had verstopt. Maar als u er binnen vierentwintig uur bij bent is er niets aan de hand, hoor.’

Ze kwam naast me lopen.
‘En als ik er vanavond nu eentje vind? Op mijn arm bijvoorbeeld. Wat moet ik dan doen? De dokter bellen?’
‘Welnee, mevrouw’, zei ik, ‘dat is nergens voor nodig. Maar op uw arm zullen ze niet zo gauw gaan zitten. Ze zoeken juist de warmere, bezwete plekken op. In oksels bijvoorbeeld. Of rond uw intieme delen, zogezegd.’

Ze bleef even staan om de schok te verwerken.
‘Jesses! Wat een brutale beesten zijn het dan!’
Ik haalde mijn schouders op.
‘Ach, Moeder Natuur heeft een rijke fantasie zullen we maar zeggen. Maar niet gaan knoeien met alcohol of andere bijtende spulletjes. Het beestje er gewoon met een pincet aftrekken, dat is het beste.’

Ze haalde opgelucht adem.
‘O, gelukkig. Nou, ik ben blij dat u er zoveel verstand van heeft en dat u net langs kwam lopen. Weet u wat ik ook nare beesten vind? Meikevers! Mei is al lang voorbij, maar ze vliegen nog steeds rond. En dan vliegen ze zomaar tegen je op! Het is me op deze wandeling al drie keer overkomen! Heel griezelig!’
‘Eigenaardig’, zei ik. ‘Misschien heeft u een aantrekkelijk geurtje waar ze op af komen.’

Ze bracht de mouw van haar vest naar haar neus en snoof diep.
‘Nou, ik ruik anders niks.’
Ik begon er een beetje genoeg van te krijgen, maar een zijpad zat er op dit stuk voorlopig niet in, wist ik.
‘En weet u wat ik het aller-akeligst vind?’, ging ze door. ‘Dat ze zo’n raar geluid maken als ze vliegen. Net alsof ze niet echt zijn. Alsof iemand ze met een sleuteltje heeft opgewonden en dan losgelaten. Zo vliegen ze ook. In van die rare bochten en dan opeen, pats, vliegen ze tegen je hoofd. Ik vind het eng. Ik word er ook een beetje misselijk van. Heeft u dat nou ook?’

Ik slikte wat omhoogkomend maagzuur weg. Ik moest niet te veel naar haar schelle stem luisteren, merkte ik.
‘En ze vliegen niet alleen tegen je hoofd, maar ze proberen ook achter je kleren te kruipen. Bah! Ik word er helemaal kriebelig van. Een half uurtje geleden vloog er een in mijn nek. Ik voelde hoe hij achter mijn sjaaltje omlaag probeerde te kruipen. Ik moest er vreselijk van gillen. Heeft u dat nog gehoord? Pas toen ik helemaal voorover boog viel ie eruit. Kunnen ze ook bijten, denkt u?’
‘Ik denk van niet’, bracht ik moeizaam uit.

‘Maar ze moeten toch ergens van leven’, zei ze op schrille toon. ‘Dus dan moeten ze kunnen bijten, dacht ik zo.’
‘Ze leven van bladeren’, zei ik met groeiende weerzin. ‘Dat ze mensen bijten heb ik nog nooit gehoord.’
‘Nee, maar als ze achter je kleren kruipen en daar vast komen te zitten, bijten ze vast wel. Dat doen alle insecten. Net als mieren. Die kunnen ook flink bijten als ze klem komen te zitten in je broek of in je sok. Dat heb ik vaak genoeg gehad. Het doet wel geen erge pijn, maar je voelt het toch. En ik ben er allergisch voor, moet u weten. Ik krijg dan bulten en rode vlekken. Soms moet ik er zelfs van overgeven. En meikevers hebben van die harige pootjes en die voel je dan over je huid schrapen en dan denk ik dat ze ieder moment kunnen toehappen, begrijpt u wel? En dat ze zich dan vastbijten in je vel en je ze er niet meer af krijgt. Ook al omdat je er op je rug zo moeilijk bij kunt natuurlijk.’

Ik vroeg me af wat de vrouw in ‘s hemelsnaam in het bos deed, maar omdat ik mijn maag voelde samentrekken, excuseerde ik me en liep van het pad af het bos in. Zij liep door, maar ik hoorde haar nog zeggen dat ik op moest passen voor teken. Vooral rond mijn ontblote intieme delen, riep ze er achteraan.

Auteur: Ed Bruinvis

Studeerde voor tekenleraar aan de Arnhemse kunstacademie en normatieve maatschappijleer bij professor Hoefnagels (Radboud Universiteit). Is sindsdien actief in het vredes- en ontwikkelingswerk (Stichting Doca, Platform Arnhem Mondiaal en landelijk Platform tegen Wapenhandel). Publiceert behalve onderzoekswerk ook poëzie (Rivierklei, 2008, De Muze, 2015 en Vage klachten, 2019) en verhalen (Open op zondag, 2010 en Het terras, 2014), in 2017 gevolgd door de novelle Angelie. In 2019 verscheen (digitaal) het boek Arnhem Mondiaal over veertig jaar samenwerkende Arnhemse vredes- en ontwikkelingsorganisaties.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *