Ze had een bloedhekel aan haar moeder en ze kon haar drie zussen wel schieten. Maar voor het overige was de familieband uitstekend, verzekerde ze me. Ze probeerde haar glas – het zoveelste – terug te zetten op het tafeltje, maar schatte de afstand verkeerd in, waardoor er barpersoneel met stoffer en blik aan te pas moest komen.
Ze probeerde van de gelegenheid gebruik te maken om een nieuwe bestelling te doen, maar ik gaf de serveerster een wenk om daar niet op in te gaan.
‘Het spijt me, mevrouw, de laatste ronde is al geweest. We gaan zo sluiten.’
‘Zo sluiten?’ herhaalde ze met een dikke tong. ‘En we zijn hier net!’
Ze draaide zich verontwaardigd naar me toe en keek me met een lodderige blik aan.
‘Hoor je dat? We zijn hier net en ze gaan al sluiten! Zeg jij er eens wat van! Jij bent de man in het gezelschap!’
Met een strenge blik probeerde ik haar tot de orde te roepen.
‘Je hebt meer dan genoeg op, Annelies. Laten we liever buiten een luchtje scheppen.’
Ze deed alsof ze me niet verstond en richtte haar blik op de natte plek naast ons tafeltje. Toen ze opkeek had ze tranen in haar ogen.
‘Hij was ineens weg.’
Ik meende dat ze het zojuist gemiste tafelblad bedoelde, maar ze bleek inmiddels op haar vriendje – ook het zoveelste – te zijn overgeschakeld.
‘We hadden al een retourtje Davos geboekt. Weekje skiën samen, dacht ik, leuk. Goedkope vlucht, knus hotelletje. Was ie ineens weg! Begrijp jij dat nou?’
Ik begreep het wel, maar het leek me niet verstandig om daar met haar over te gaan discussiëren. En al helemaal niet nu het tegen sluitingstijd liep.
Plotseling, als bij toverslag, verhelderde haar blik. Ze plantte een wijsvinger tegen mijn borst en haar stem klonk dwingend en nu opeens ook zonder een spoor van dronkenschap.
‘Kun-jij-skiën?’
Ik voelde me prompt onrustig worden. Op je woorden passen, ging het door me heen.
‘Eh, skiën, nee, niet echt’, zei ik. Maar om toch nog iets van status op te houden, voegde ik eraan toe: ‘Maar wel langlaufen.’
Dat was een blunder natuurlijk.
‘O’, zei ze meteen. ‘Maar als je kunt langlaufen, kun je eigenlijk ook skiën. Volgende week gaan we.’
Ik keek zo bedenkelijk mogelijk, maar ze zag het niet of wilde het niet zien.
‘Afgesproken dus’, zei ze. ‘Vrijdagochtend vroeg haal ik je af. En denk erom, klaar staan met je spullen, want we moeten twee uur voor vertrek inchecken.’