Cavia en Pekingeend

(16 oktober – Wereldvoedseldag)

‘Weet je wat?’, zei de vrouw aan het tafeltje naast me enthousiast. ‘We geven haar een cavia!’

‘Een cavia’, zei de man tegenover haar peinzend. ‘Een ca-vi-a…’

Hij proefde het woord alsof het zojuist als gerecht op tafel was gezet. ‘Een cavia, zeg je. Weet je dat wel zeker? Is dat niet wat te eh…?’

‘Welnee!’, reageerde de vrouw niets aan enthousiasme inboetend. ‘Dat is toch juist leuk voor zo’n kind! Ik had vroeger ook best een cavia willen hebben.’

‘Ja, vroeger’, zei de man, ‘vroeger waren cavia’s misschien wel leuk.’

‘Nou’, zei de vrouw, ‘dan zijn ze nu toch ook leuk? Cavia’s zijn niets veranderd, hoor!’

‘Nee´, zei de man weer, ´dat is het nou net. Cavia´s zijn niets veranderd…´

Even trok er een wolkje ergernis over het gelaat van de vrouw. Maar ze herstelde zich snel en wendde zich tot de twee tieners die tussen hen in aan het tafeltje zaten.

´Meisjes, zeggen jullie ook eens wat. Als we de kleine Katrien nu eens een cavia cadeau deden?´

Het duurde even voordat beide meisjes uit hun sms-wereld waren teruggekeerd.

‘Een cavia voor Katrientje? Mij best hoor, als ik er maar niet telkens voor hoef te zorgen zoals toen met dat konijn.’

‘En jij, Dorothee, wat vind jij van het idee?’

‘Van welk idee?’

‘Om Katrien… Hè, doe dat mobieltje nou eens weg! We zitten nu met ons viertjes gezellig in een restaurant.’

Zuchtend borg de jongste van de twee haar mobieltje in haar tas, waarbij ze onder tafel nog snel even probeerde op het schermpje te kijken.

‘We willen Katrientje een cavia als cadeautje geven. Vind jij dat ook een goed idee?’

‘We?’, vroeg de man nog voor het meisje kon reageren.

‘Ja, we’, antwoordde de vrouw. ‘We geven met ons vieren het cadeau. Dat hadden we toch afgesproken?’

‘Jawel’, zei de man, ‘maar we hadden er niet bij afgesproken dat het een cavia moest worden.’

‘Ik vind het niks’, zei het jongste meisje. ‘Want dan moet dat dier in een hok en ik houd er niet van om dieren op te sluiten in een hok.’

‘Dan doen we er een kooi bij, dan kan de cavia fijn de hele dag naar buiten kijken’, zei de vrouw.

‘Hok of kooi komt op hetzelfde neer, mam. Je sluit zo’n diertje op en dat vind ik niks.’

De vrouw slaakte een lange zucht.

Op dat moment kwam de ober aan het tafeltje om de bestelling op te nemen.

De man wees op de meisjes: ‘Voor de jongedames het vegetarische gerecht en voor ons beiden Pekingeend. En dan graag met witte rijst.’

‘Bah’, zei het oudere meisje, ’wie eet er nou eend?!’

‘Eenden horen te zwemmen en niet in de pan’, voegde de jongste eraan toe.

De vrouw veerde opeens op.

‘Weet je wat we doen? We geven Katrientje een eend cadeau!’

‘Hè, jasses!’, riep het oudste meisje. ‘Een eend in huis! Nou, dan ga ik ergens anders wonen!’

De vrouw maakte een sussend gebaar.

‘We houden de eend in de schuur en dan kan Katrientje er daar de hele dag mee spelen. Dat is toch leuk? Ik had vroeger ook best een eendje willen hebben.’

‘Een eend hoort te zwemmen, mam’, zei het jongste meisje, ‘daar heeft-ie zwemvliezen voor.’

‘Nou’, zei de moeder, ‘dan zetten we de eend toch in het kinderbadje? Samen met Katrientje. O, dat zal ze vast hartstikke leuk vinden! Zeg jij ook eens wat, Wim!’

Maar de man zei niets. Hij nam zijn servet en drukte het tegen zijn mond, steels even om zich heen kijkend of niemand de conversatie had gevolgd.

Auteur: Ed Bruinvis

Studeerde voor tekenleraar aan de Arnhemse kunstacademie en normatieve maatschappijleer bij professor Hoefnagels (Radboud Universiteit). Is sindsdien actief in het vredes- en ontwikkelingswerk (Stichting Doca, Platform Arnhem Mondiaal en landelijk Platform tegen Wapenhandel). Publiceert behalve onderzoekswerk ook poëzie (Rivierklei, 2008, De Muze, 2015 en Vage klachten, 2019) en verhalen (Open op zondag, 2010 en Het terras, 2014), in 2017 gevolgd door de novelle Angelie. In 2019 verscheen (digitaal) het boek Arnhem Mondiaal over veertig jaar samenwerkende Arnhemse vredes- en ontwikkelingsorganisaties.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *