Herinneringen: Greetje

Mijn eerste ervaring in de liefde deed ik op bij Greetje. Ik was zestien, zij twee jaar jonger en ze woonde naast ons aan de andere kant van het pad dat tussen de twee huizenblokken doorliep en uitkwam bij de schuurtjes. Het waren typische jarenvijftighuizen: vier onder een kap, rozenperkjes voor en moestuinen achter. Daar teelden de arbeiders van de steenfabriek na gedane arbeid hun aardappelen en boontjes. De huizen waren eigendom van de fabriek, maar de voortuintjes werden onderhouden door de gemeente wat op eenduidige wijze gebeurde waardoor de straat een tamelijk fantasieloze aanblik bood.

Lees “Herinneringen: Greetje” verder

Herinneringen: Ochtendgroet

Je kon op twee manieren vanuit ons dorp naar de middelbare school in de stad fietsen: langs de zuidkant van de rivier, dat was de kortste weg, of beter gezegd de minst lange, of via de noordkant. Het verschil zat ‘m niet alleen in de afstand maar ook in de toestand van de weg. De zuidelijke dijk was druk en gevaarlijk. Vooral wanneer er tractoren op het land waren geweest kon het plaveisel spekglad zijn door de platgereden modderkluiten. Daar had je op de noordelijke dijk minder last van omdat daar geen akkers lagen maar weilanden en boomgaarden. Bovendien reed er nauwelijks verkeer, wat je in de winter goed kon zien wanneer je vaak als eerste een bandenspoor door de ’s nachts gevallen sneeuw trok.

Lees “Herinneringen: Ochtendgroet” verder

Herinneringen: Wedijver

Zij zat links vooraan, ik helemaal aan de andere kant van de klas. Maar omdat ik niet in de voorste bank zat maar in die erachter, kon ik haar vanaf mijn plek goed zien. Weliswaar schuin van achteren maar dat was ook wel zo veilig want dan kon zij niet zien dat ik haar stiekem observeerde. Hoewel ik niet de illusie koesterde dat het tussen haar en mij ooit iets zou worden, daar was ze immers veel te mooi voor, groeide er wel een, zij het eigenaardige, verhouding tussen ons.

Lees “Herinneringen: Wedijver” verder

Herinneringen: Vis op vrijdag

Ik ben opgegroeid in het Rivierengebied in een dorp dat wat grootte en bestaansvorm betreft zeer overzichtelijk was. De ene helft van de inwoners bestond uit boeren met een gemengd bedrijf, de andere helft was werkzaam in de houthandel of bij de plaatselijke steenfabriek. Er was een burgemeester die niets te vertellen had en een huisarts die samenwoonde met een collega wat veel aanleiding tot praatjes gaf vooral wanneer de praktijk op onverwachte momenten een uurtje gesloten was. En verder had je Peter, de visboer.

Lees “Herinneringen: Vis op vrijdag” verder

Vliegerskeuring

Wat brengt iemand ertoe om jachtvlieger te willen worden? Waarom wilde ik niet zoals zoveel jongens van mijn leeftijd brandweerman of treinmachinist worden? Waren het de vliegtuigplaatjes die verstopt zaten in de beschuitrollen van het bakkersbedrijf Lubro? Of kwam het misschien door het Marine Hospitaal te Overveen dat op een steenworp afstand van ons huis stond en waar op gezette tijden een helikopter van de luchtmacht landde?

Lees “Vliegerskeuring” verder

Scootmobiel

Ik had net mijn koffie op en de serveerster om de rekening gevraagd toen er voor het terras een scootmobiel hotsebotsend tot stilstand kwam. De zwaarlijvige bestuurster kwam iets omhoog uit haar zetel en begon met haar vrije hand in de zak van haar jurk rond te woelen. Haar andere hand hield ze krampachtig om het stuur geklemd alsof ze vreesde dat haar voertuig er op ieder moment ongecontroleerd vandoor kon gaan. Het woelen hield enige tijd aan maar blijkbaar zonder het gewenste resultaat want ze liet zich zwaar zuchtend terugzakken onderwijl wanhopige blikken om zich heen werpend. Plotseling viel haar oog op mij.

‘Meneer!’ wenkte ze, ‘zou u mij even willen helpen?’

Lees “Scootmobiel” verder

Iets nieuws

Toen ik de buitendeur opende en het halletje betrad zag ik de kalksporen van het aannemersvolk en wilde al rechtsomkeert maken toen de deur naar het cafégedeelte openzwaaide en een rijzige dame in een strak zittende japon me verder wenkte.

‘Komt u maar, hoor! Ze zijn boven nog bezig maar de koffieruimte is klaar.’

Ik volgde haar naar binnen in een naar stopverf en linoleum ruikend zaaltje.

Lees “Iets nieuws” verder

Serveren (4 en slot)

‘Ik had er geen zin meer in’, mompelde ze. Haar stem, gesmoord door het verband over haar gezicht dat alleen haar ogen, neusgaten en iets van haar lippen onbedekt liet, was nauwelijks hoorbaar. Ik moest me over haar heen buigen om haar te kunnen verstaan.

‘Nergens meer, ik had nergens meer zin in. Hij heeft me al die tijd belazerd.’

Lees “Serveren (4 en slot)” verder

Voetveer

Het rivierengebied telde vroeger – voor de komst van auto’s en treinen, uitvindingen waar dit gebied nog lang van verstoken zou blijven – tientallen voetveren. Paard-en-wagens konden daar doorgaans niet op en het kwam op de spierkracht van de veerlui aan of hun passagiers überhaupt de overkant haalden. Bij zwaar weer en ijsgang was het roeien tegen de klippen op, zogezegd. De komst van spoor- en autobruggen in de Betuwe maakte de meeste van deze voetveren overbodig.

Lees “Voetveer” verder