Ontmoetingen: Graafsma & De Mol

Tijdens mijn wandeling vanmiddag door het Elthuizer Veld kwam opeens vanuit de bosjes een man tevoorschijn. Niet alleen zijn onverwacht verschijnen verraste mij, maar ook zijn afwijkende kleding. Hoewel een omfloerst zomerzonnetje de temperatuur aantrekkelijk maakte, droeg hij een lange zwarte mantel die tot over zijn knieën reikte en een even zwarte hoge hoed. Over zijn schouder torste hij een zware ijzeren spade. Op het bospad gekomen klopte hij het zand van zijn broek en veegde wat losse bladeren van zijn jas.

Toen hij mijn verbazing zag, lichtte hij even zijn hoed en wiste zich met een groot formaat zijden zakdoek het zweet van het voorhoofd. Vervolgens trok hij een visitekaartje uit zijn binnenzak en overhandigde dat aan mij. Graafsma & De Mol, uitvaartverzorging stond er in sierlijke letters op.

‘Graafsma of De Mol?’, vroeg ik.

‘Graafsma, meneer’, zei hij hijgend. ‘Om u te dienen.’

Ik knikte en stak het kaartje in mijn zak.

‘Ik zal aan u denken wanneer het zover is, meneer Graafsma. Maar ik moet nu verder.’

Tot mijn verbazing kwam hij naast me lopen.

‘Ja, ja’, mompelde hij al lopend. ‘Ja, ja.’

Ik keek hem van terzijde aan. Zijn scherpe neus, ietwat verbrand door de zon, stak onder de hoed vandaan als de snavel van een havik. Van de rest van zijn gezicht was niet veel te zien; de rand van zijn hoed wierp er een diepe schaduw overheen.

‘Druk geweest vandaag?’, vroeg ik om de wat ongemakkelijke stilte te doorbreken.

‘Ja, ja’, knikte hij. ‘Vijf stuks, alleen vanochtend al. Dat is boven het gemiddelde voor een week als deze. Dat geeft te denken, meneer.’

Voor zich heen knikkend bleef hij zwijgend naast me lopen en in de bedrukte sfeer die ontstond wist ik zo gauw niets meer te zeggen. Een bankje in de bocht van het pad leek uitkomst te bieden maar toen ik erop plaatsnam, kwam hij naast me zitten. Even overwoog ik om over deze vorm van opdringerigheid een opmerking te maken maar hij was me voor.

‘Rul zand graaft moeilijk, meneer.’

‘O ja?’, vroeg ik terwijl ik mijn irritatie wegslikte. ‘Ik zou eerder denken dat klei moeilijk graaft.’

‘U graaft te weinig, meneer, dat hoor ik al. Klei is zwaarder maar blijft liggen als je het opzij gooit, zand niet. Dat stroomt de kuil weer in.’

‘Aha’, zei ik. ‘En u was dus verderop in het bos in het zand aan het graven, begrijp ik?’

‘Ze willen het zo, meneer. In de klei willen ze niet liggen. Te nat en te zwaar. Ze gaan voor zand.’

Hij nam zijn hoed af en schudde hem leeg. Wat grijze pissebedden vielen op de grond en schoten weg onder het dorre gebladerde langs het pad.

‘Maar ook Hades wil het zo. Die gebood het zand al miljoenen jaren geleden als de plek waar het moest gebeuren. Met klei had hij niets maar onder het zand ligt, diep weggestoken, zijn wereld, ziet u?’

‘Juist, ‘zei ik. ‘Zo’n vermoeden had ik al.’

‘O ja?’, zei hij terwijl hij mij verrast aankeek. ‘U kent Hades?’

‘Jazeker’, blufte ik. ‘De god van de onderwereld. Een lastig sujet, als u het mij vraagt. Niet gauw tevreden met de dingen. En een dwingeland bovendien. O, boos als hij kon worden als de zaken niet naar zijn zin gingen! Moeilijke jeugd gehad, vermoed ik.’

De man stond op en kwam vlak voor me staan. Ontroerd legde hij beide handen op mijn schouders. In zijn ogen blonken tranen.

‘Eindelijk’, zei hij snikkend. ‘Eindelijk tref ik een medestander en een lotgenoot. Een man die de goden kent en met hun wel en wee meeleeft. We zijn met zo weinig, broeder!’

Hij trok me overeind en sloeg een arm om mijn schouder.

‘Laten wij ons pad delen en samen de onwil en onwetendheid trotseren die in de wereld om ons heen geslopen is! Het heeft alles met elkaar al zo lang geduurd! Aan ons zal het koninkrijk verschijnen, daar ben ik zeker van!’

Ik had al lang spijt van mijn opmerking en schielijk blikte ik achterom om te zien of er een vluchtweg mogelijk was, maar ik voelde tegelijkertijd dat die vlucht vergeefs zou zijn. Hij zou van geen wijken meer weten en voor altijd aan mijn zijde blijven.

Auteur: Ed Bruinvis

Studeerde voor tekenleraar aan de Arnhemse kunstacademie en normatieve maatschappijleer bij professor Hoefnagels (Radboud Universiteit). Is sindsdien actief in het vredes- en ontwikkelingswerk (Stichting Doca, Platform Arnhem Mondiaal en landelijk Platform tegen Wapenhandel). Publiceert behalve onderzoekswerk ook poëzie (Rivierklei, 2008, De Muze, 2015 en Vage klachten, 2019) en verhalen (Open op zondag, 2010 en Het terras, 2014), in 2017 gevolgd door de novelle Angelie en in 2024 door de roman De Inkwartiering. In 2019 verscheen (digitaal) het boek Arnhem Mondiaal over veertig jaar samenwerkende Arnhemse vredes- en ontwikkelingsorganisaties.

2 gedachten over “Ontmoetingen: Graafsma & De Mol”

  1. een wat late reactie maar een welgemeende raad zoek eens wat vrolijker gezelschap want Graafsma, de Mol en Hades ik zou me prettiger gezelschap wensen

  2. Met alle plezier, Andrea, volg ik je goede raad op.
    En ik kan jou, als trouwe lezeres van mijn verhalen, verklappen dat de volgende ontmoeting die deze week uitgaat, van een vrolijker kaliber is.
    Dank voor je reactie!

    Ed

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *