Tiny

Thema Boekenweek 2022: ‘Eerste liefde’

Ze zat op haar hurken met haar rug naar me toe maar zelfs in die houding herkende ik haar na al die jaren meteen.

‘Tiny!’

Ze kwam langzaam overeind en draaide zich naar me toe. In haar ene hand een smal vaasje met uitgedroogde bloemen, in de andere hand een stoffer waarmee ze het gevallen blad van de grafsteen aan het vegen was. Met haar donkere ogen onder die lange wimpers keek ze me onderzoekend aan.

‘John?’ Ben jij het?’

Haar stem klonk wat schor. Alsof ze uren achtereen verdiept was geweest in een meeslepend boek.

Ik knikte.

‘Ja, dat we elkaar na al die tijd op een plek als deze moeten tegenkomen. Het kan raar lopen in het leven.’

Het leek of mijn woorden maar langzaam tot haar door wilden dringen. Toen schudde ze even met haar hoofd waarbij haar grijs geworden krullen meedeinden.

‘Kom,’ zei ze op een bank wijzend, ‘laten we daar even gaan zitten.’

Ze kiepte de uitgedroogde bloemen in een afvalbak en stopte vaasje en stoffer in haar tas. We namen naast elkaar plaats op de harde ijzeren bank.

‘Hoe kom je hier zo verzeild?’, vroeg ze na een poosje voor zich uit gestaard te hebben.

Ik vertelde haar dat ik deze begraafplaats op mijn wandelingen wel eens aandeed om wat te rusten. Het was op de hele route het enige bankje. Ik had op deze verstilde plek nog nooit eerder iemand gezien. Ze sloeg haar benen over elkaar en legde haar handen in haar schoot. Ik herkende dat gebaar van vroeger en het ontroerde me meteen weer. Ze schraapte haar keel.

‘Ik kom hier zelf ook niet zo vaak. Maar mijn ouders liggen er begraven en om de paar maanden maak ik het graf schoon. Meestal is wat vegen genoeg en soms zet ik er wat verse bloemen bij. Het is lang geleden dat we elkaar voor het laatst gezien hebben, John. Gaat het goed met je?’

Ik weifelde even bij het geven van een antwoord en ze keek me vorsend aan.

‘Ik heb een hartoperatie ondergaan,’ begon ik, ‘en sindsdien doe ik het wat kalmer aan. Maar wandelen is goed voor me, zegt de dokter, dus trek ik er soms hele middagen op uit. Ik mag net als vroeger graag in deze streek komen. Vooral in het stadje verderop. Het is nog grotendeels authentiek met zijn muren en grachten. Daar hebben we elkaar ontmoet, Tiny, weet je nog?’

Ze knikte en er gleed een glimlach over haar gezicht.

‘Natuurlijk weet ik dat nog, John. Kom, dan gaan we daar wat drinken.’

Ze stond op en ik volgde haar naar de kapel waar haar fiets stond. Ze hing haar tas aan het stuur en langzaam liepen we over het grind naar de uitgang. Daar hield ze stil en keek me even somber aan.

‘Eén kop koffie, John, dan moet ik terug naar huis.’

Ik keek haar verbaasd aan. Dit was niet de Tiny die ik van vroeger kende. Een spontane meid was ze altijd geweest, in voor uitstapjes en cafébezoekjes al werd het diep in de nacht.

Zwijgend liepen we langs een notenlaan naar het stadje dat in een bocht van de rivier lag. Vlak achter de stadspoort stond een bistro waar we naar binnen gingen en een kop koffie bestelden. Daar kwam het hoge woord er al snel uit. Ze was met haar verpleegwerk gestopt toen ze trouwde met een vertegenwoordiger. Die was er nooit en gaf meer om de bloembollen waar hij in handelde dan om haar. Na vijf jaar was ze gescheiden en hertrouwd met een man die wél veel om haar gaf, té veel eigenlijk. Ze legde haar hand even op mijn arm.

‘Hij gaat voor me door het vuur, John, echt waar. Maar hij is zo vreselijk jaloers. Ik hoef maar naar een andere man te kijken, zelfs als het familie van me is, en dan barst hij al in woede los. Wordt dan enorm driftig. Dat zijn momenten dat ik bang voor hem ben. Daarom wil ik hier niet te lang met je zitten, begrijp je? Het is een klein stadje waar iedereen elkaar kent en er wordt hier wat afgeroddeld, verschrikkelijk! En als hij hoort dat ik hier met een andere man heb gezeten, is het huis te klein.’

Ik wist er niet veel op te zeggen. Na een kwartiertje over koetjes en kalfjes te hebben gepraat, wenkte ik de ober om af te rekenen. Het leek mij verstandig, stelde ik haar voor, dat ik als eerste naar buiten zou gaan. Dan kon zij een paar minuten later de zaak verlaten. Ze knikte en veegde even langs haar ogen. Zwijgend namen we afscheid.

Auteur: Ed Bruinvis

Studeerde voor tekenleraar aan de Arnhemse kunstacademie en normatieve maatschappijleer bij professor Hoefnagels (Radboud Universiteit). Is sindsdien actief in het vredes- en ontwikkelingswerk (Stichting Doca, Platform Arnhem Mondiaal en landelijk Platform tegen Wapenhandel). Publiceert behalve onderzoekswerk ook poëzie (Rivierklei, 2008, De Muze, 2015 en Vage klachten, 2019) en verhalen (Open op zondag, 2010 en Het terras, 2014), in 2017 gevolgd door de novelle Angelie. In 2019 verscheen (digitaal) het boek Arnhem Mondiaal over veertig jaar samenwerkende Arnhemse vredes- en ontwikkelingsorganisaties.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *