Bijt

(Illustratie Catherine)

‘Steek de tong maar eens goed uit’, zei de dermatologe, een vrouw van in de vijftig met een zorgelijke blik maar waar af en toe toch een glimlachje doorheen schemerde als een waterig zonnetje bij een regenbui. ‘Juist, ik zie het al. Een bijt noemen we dat hier. Daar help ik u wel even vanaf.’

Ze trok een lap papier van een meter of twee over een operatiebed en gebaarde me te gaan liggen.

‘Schoenen uit?’ vroeg ik, beleefd als ik ben opgevoed.

‘Nee, dat hoeft niet. Ik ga met uw tong aan de slag, niet met uw tenen.’

‘O, juist ja’, zei ik terwijl ik op het hoogstaande bed klauterde.

‘En op uw rug liggen graag, niet op uw buik.’

‘Dat begrijp ik,’ zei ik een beetje beledigd, ‘ik ben nog niet klaar.’

Ze rommelde wat in een laatje van een muurkast en kwam terug met een ouderwets soort injectiespuit waar nog een ijzeren ring op zat om kracht te kunnen zetten bij het injecteren.

‘Ik ga u nu een verdoving geven, daarna snijd ik het eeltbultje van uw tong en brand ik de wond dicht. Het kan wat bloeden maar dat deppen we wel op. Bent u er klaar voor?’

Dat was ik eigenlijk niet, maar ik knikte toch. Met haar vrije hand nam ze mijn tong beet en duwde er de injectienaald in. Het bloed spoot eruit. Ik voelde hoe het vanuit mijn beide mondhoeken langs mijn kin mijn hals in liep.

‘Nou, nou,’ zei ze, ‘u kunt er wat van!’

Ze duwde het ene tissue na het andere tegen mijn mond en veegde mijn hals schoon. Toen schudde ze even haar hoofd.

‘Het zit ook een beetje op uw kleren, zie ik. Thuis de boel maar meteen in de was doen.’

Met een scherp mesje gaf ze vervolgens een haal over mijn tong en nam toen een soort soldeerbout van een tafeltje.

‘Als u nu dit metalen staafje wilt vasthouden, dan brand ik het wondje dicht en kunt u weer naar huis.’

Ik voelde niets van wat ze met mijn tong deed maar er drong een nare schroeilucht mijn neus binnen. Het rook alsof ergens een barbecuevuurtje te hoog stond en ik moest opeens aan middeleeuwse heksenverbrandingen denken.

‘Zo,’ zei ze de bout terugleggend op het tafeltje, ‘dat is ook weer gepiept. Komt u maar overeind.’

Ik liet me van het bed zakken en probeerde mijn tong, die twee keer zo dik aanvoelde, heen en weer te bewegen. Het bloeden was gelukkig gestopt.

‘Nu raad ik u aan om twee keer daags uw mond te spoelen met een antibioticum om ontsteking tegen te gaan. Gewoon even langs de drogist, daar hebben ze keus genoeg. En voor een gezonde Hollandse vent als u staat een herstelperiode van tien dagen. Probeert u vooral niet op uw tong te bijten, want daar komen die bultjes van. En voorkom vooral infectie door aan van alles en nog wat te likken.’

‘O, jammer ‘zei ik met dubbele tong, ‘ik wilde dit weekend net eens lekker …’

Ze zwaaide waarschuwend haar wijsvinger heen en weer.

‘Nee, nee, geen sprake van! Nergens in gaan zitten met die tong van u! Hooguit een droog zoentje op een wang, niet meer dan dat!’

Auteur: Ed Bruinvis

Studeerde voor tekenleraar aan de Arnhemse kunstacademie en normatieve maatschappijleer bij professor Hoefnagels (Radboud Universiteit). Is sindsdien actief in het vredes- en ontwikkelingswerk (Stichting Doca, Platform Arnhem Mondiaal en landelijk Platform tegen Wapenhandel). Publiceert behalve onderzoekswerk ook poëzie (Rivierklei, 2008, De Muze, 2015 en Vage klachten, 2019) en verhalen (Open op zondag, 2010 en Het terras, 2014), in 2017 gevolgd door de novelle Angelie. In 2019 verscheen (digitaal) het boek Arnhem Mondiaal over veertig jaar samenwerkende Arnhemse vredes- en ontwikkelingsorganisaties.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *