De man zat twee meter bij me vandaan en met zijn rug naar me toe, maar ik kon zijn gespannenheid bijna lijfelijk voelen. Zijn vrouw zat tegenover hem. Met pinnige oogjes keek ze hem strak aan. Ik probeerde mijn blik op het interieur gericht te houden om die ogen niet te hoeven zien. Ze spraken op gedempte toon met elkaar. Dat wil zeggen: zij sprak en hij zweeg.
Verstard onder haar blik zat hij rechtop in zijn stoel alsof hij erin was vastgeplakt. Zijn handen aan beide zijden om de zitting geklemd, de knokkels wit van de krampachtig gespannen spieren. Af en toe knikte hij wat, dan weer schudde hij ontkennend zijn hoofd.
De serveerster kwam om hun lege koffiekopjes weg te nemen en vroeg of er nog iets van hun dienst was. De vrouw beantwoordde de vraag niet maar vroeg nijdig om de rekening. Daarop stond ze op en begaf zich naar het toilet.
Met zijn vrouw uit zicht leek de man zich wat te ontspannen. Zijn armen kwamen langzaam omhoog en zijn handen daalden weifelend neer op het tafelblad. Het leek of hij terugkeerde in een nieuw soort werkelijkheid want hij keek om zich heen alsof hij nu pas besefte waar hij was. Ook leek hij nu pas te merken dat er iemand achter hem zat. Verrast draaide hij zich naar me om. Zijn gezicht vertoonde de groeven van een man die al jaren onder intens lijden gebukt gaat. Maar hij slaagde er toch nog in om er een glimlach doorheen te persen.
‘Gezellig is het hier, vindt u ook niet?’
‘Reuze gezellig’, antwoordde ik.
Hij knikte langzaam, nadenkend.
‘En het is hier ook zo rustig. Echt een plek om even bij te komen. Bent u aan de wandel?’
Ik knikte.
‘Ik wandelde vroeger ook veel’, vervolgde hij, ‘voordat ik …’
Hij maakte zijn zin niet af. Achterin de zaak sloeg een deur dicht en als een marionet draaide hij een halve slag terug naar de tafel en schoot weer rechtop in zijn stoel. De vrouw betaalde de rekening aan de bar en liep terug naar het tafeltje. Even wierp ze mij een wantrouwige blik toe, toen deed ze haar shawl om en haar mantel aan. Haar man stond op en volgde haar richting uitgang. In het voorbijgaan fluisterde hij me een prettige wandeling toe. Ik bedankte hem en wilde hem ook iets toewensen, maar ik kon niet zo gauw bedenken wat.