Je kon erop wachten. Ze slingerde al bij het zien van tegenliggers, maar toen ze werd ingehaald door twee knapen die wel raad wisten met die witte fietsjes van het Nationale Park De Hoge Veluwe, raakte ze van het pad. Ze gaf een kreetje en stak een been uit om in de berm tot stilstand te komen. Maar daarmee was het pleit snel beslecht. Haar voet zakte weg in het rulle zand, ze draaide een keer om haar as en kwam uiteindelijk op haar rug in de dode bladeren terecht. De fiets bleef nog even hoopvol boven haar zweven maar plofte toen ontzield op haar neer.
Ik fietste er twintig meter achter en zag alles gebeuren als in een vertraagde film. Op de plek des onheils aangekomen stapte ik af en zette mijn fiets op de standaard. Haar echtgenoot die voor haar fietste, had van het incident niets gemerkt en was doorgereden. Pas toen ze half huilend zijn naam riep keek hij verbaasd achterom. Ik probeerde de fiets op te tillen maar ze zat met haar schoen klem tussen de spaken. Haar man was inmiddels teruggekeerd en probeerde nu zijn echtgenote onder de fiets vandaan te trekken. De vrouw kreunde.
‘Je moet de fiets loslaten, Toos,’ zei haar man geërgerd, ‘anders krijg ik je niet overeind.’
De vrouw reageerde kribbig.
‘Ik heb de fiets los, Herman, maar ik zit vast met mijn voet!’
Ik wees de man op haar schoen die tussen de spaken zat.
‘Misschien kunnen we die schoen beter eerst uittrekken’, opperde ik.
‘Nee!’, riep de vrouw. ‘Dan moet ik op mijn kousen!’
De man keek me even aan. Er blonk een lichte spot in zijn ogen.
‘Ze heeft dure kousen aan, ziet u’, zei hij. ‘Zwarte zijden kousen met van die gaten, u weet wel. Je ziet ze wel eens in van die films die …’
‘Houd je mond, Herman!’ riep de vrouw tussen twee kreuntjes door. ‘Help me liever overeind!’
De man haalde zijn schouders op.
‘We willen je alleen maar helpen, liefje, maar je zit helemaal vast.’
En zich met gedempte stem weer tot mij wendend: ‘Ze trekt die kousen voor de spiegel aan, maar ik mag er dan niet naar kijken. Dat vindt ze brutaal.’
‘Oké’, zei ik. ‘Ik til de fiets op en u probeert haar schoen tussen de spaken uit te krijgen.’
Voorzichtig tilde ik de fiets op, maar de vrouw protesteerde meteen.
‘M’n voet, m’n voet!’
De man werd er een beetje zenuwachtig van.
‘Toos, je moet wel meewerken. Anders zijn we hier vanavond nóg bezig.’
En weer tot mij: ‘Ze bestelt ze bij zo’n internetwinkel waar je ook van die kanten broekjes en jarretels met roosjes erop kunt krijgen. Voor mij hoeft dat allemaal niet, hoor. Maar ja, zij moet zo nodig …’
Zijn vrouw kreeg er genoeg van.
‘Herman, houd op met dat gesmies en help me eindelijk eens overeind! Wat ben jij nou voor vent!’
Met veel wringen en sjorren lukte het om de voet uit de spaken te bevrijden. De man hielp zijn vrouw overeind en ik zette de fiets neer op het pad. De schade leek mee te vallen, alleen haar bril was verbogen waardoor haar hoofd er wat eigenaardig asymmetrisch uitzag. Met een van pijn vertrokken gezicht strompelde ze naar de fiets die ik voor haar vasthield. Ze nam hem van me over terwijl ze even een verwijtende blik op haar man wierp die alweer klaar stond om hun weg te vervolgen.
Toen richtte ze zich tot mij met een oogopslag die me aan filmsterren uit de jaren twintig deed denken.
‘Dank u wel, mijnheer’, zei ze op zwoele toon. ‘U bent een echte held. Ik heb nieuwe kousen aan, moet u weten. Hele dure. Daar ben ik heel zuinig op. Niet voor mijn man, hoor, want die heeft daar geen oog voor. Maar ik denk dat u ze wel heel mooi zult vinden …’
Ik knikte.
‘Vast wel’, zei ik. ‘Denkt u dat het wel weer zal gaan met fietsen?’
Ze zweeg en stapte op. Zonder mij nog een blik waardig te keuren reed ze achter haar man aan. Ik keek hen na tot ze ver genoeg weg waren, toen stapte ik zelf ook op.