Laat er licht zijn

Een man met een grauwe baard en een vuil grijs gewaad tot op zijn enkels houdt me staande als ik op weg ben naar het station. Hij loenst een beetje en zijn blote voeten in slippers dragen het stof van weken.

‘Broeder’, zegt hij met omfloerste stem terwijl hij een hand omhoog houdt zoals ik vroeger indianen wel heb zien doen in cowboyfilms. ‘Waarheen gaat gij en vanwaar die smartelijke spoed?’

Twee vragen ineen, denk ik, en mijn trein gaat over zes minuten.
‘Ik ben op weg naar het station,’ zeg ik, ‘en mijn trein gaat zo…’

De man schudt het hoofd.
‘Ik zeg u, de enige weg die gij hebt te gaan is de weg naar de Waarheid en het Licht. Volg mij!’

‘Geen denken aan’, zeg ik. ‘Ik moet naar een vergadering en ik houd er niet van om te laat te komen. Dus als u mij toestaat loop ik door.’

De man doet een stapje opzij maar drukt mij in het voorbijgaan snel iets in de hand.
‘Broeder, sta mij dan toe u mijn kaartje te overhandigen’, roept hij me na. ‘Het zal u rust en vrede brengen.’

In de gauwigheid zie ik dat het een stukje papier is waarvan er acht uit een A4-tje gaan. Gauw gefikst en goedkoop gekopieerd. En dat nog wel voor het Eeuwige Licht.

Wanneer ik in de loop van de dag terugkeer in de stad en het station uitkom, is er niet ver van de uitgang een oploopje. Twee mannen in het zwart-gele uniform van de Nationale Politie staan tussen een groepje winkeliers en proberen een man tot bedaren brengen die op hoge toon protesten uitroept. Ik herken er de man van vanochtend in. Wanneer ik dichterbij kom, herkent hij mij ook opeens.
‘Broeder!’, roept hij. ‘Broeder, sta mij bij in deze situatie van ambtelijke overmacht!’

Een van de agenten kijkt in mijn richting en wenkt me.
‘Mijnheer, kent u dit heerschap? Hij veroorzaakt hier de hele dag al overlast.’

‘Nou, eigenlijk niet’, zeg ik, maar mijn stem hapert en dat ontgaat de politieman niet.
Hij kijkt me doordringend aan. Op hetzelfde moment echter vliegt er een slipper tegen zijn hoofd. Hij draait zich woedend om.

‘En nu is het genoeg geweest, mee jij!’, roept hij en grijpt de man bij zijn gewaad.

‘Broeder! Broeder!’, klinkt de stem van de man nog terwijl beide agenten hem achter in een politiewagen duwen.

Dan keert de eerste agent zich weer tot mij.
‘U kende deze man niet, zei u net. Bent u daar zeker van?’

‘Nou ja’, zeg ik. ‘Wat is kennen? Ik heb hem vanochtend kort gesproken, dat is alles.’
‘Kort gesproken, zegt u. Dus eerst kent u de man niet en nu kent u hem wel! Wat zijn dat voor praatjes? Stapt u ook maar in, dan zoeken we dat op het bureau wel verder uit. Maar dat zal wel na het weekend worden, want we hebben het druk.’

Voor ik goed en wel besef wat er gebeurt word ook ik achter in de politiewagen geduwd. De portieren slaan dicht en de auto rijdt vol gas het stationsplein af.
‘Broeder, gij zijt tot mij weergekeerd!’, zegt de man naast me. ‘Gij zijt mij gevolgd op het pad naar de Waarheid. Voorwaar ik zeg u, aan u zal het Eeuwige Licht worden getoond!’

Ik kijk door het portierraam naar buiten waar het al flink schemert. Van licht zal de komende uren geen sprake zijn en van Eeuwig Licht al helemaal niet. Een peertje van 40 watt in een kamertje van twee bij drie, daar zal ik het mee moeten doen, vrees ik.

Auteur: Ed Bruinvis

Studeerde voor tekenleraar aan de Arnhemse kunstacademie en normatieve maatschappijleer bij professor Hoefnagels (Radboud Universiteit). Is sindsdien actief in het vredes- en ontwikkelingswerk (Stichting Doca, Platform Arnhem Mondiaal en landelijk Platform tegen Wapenhandel). Publiceert behalve onderzoekswerk ook poëzie (Rivierklei, 2008, De Muze, 2015 en Vage klachten, 2019) en verhalen (Open op zondag, 2010 en Het terras, 2014), in 2017 gevolgd door de novelle Angelie. In 2019 verscheen (digitaal) het boek Arnhem Mondiaal over veertig jaar samenwerkende Arnhemse vredes- en ontwikkelingsorganisaties.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *