Lucifers

Op de dag dat mijn vader werd gecremeerd waren mijn lucifers op.

Geplaagd door griep had ik niet bij de plechtigheid kunnen zijn, maar bij wijze van herdenking had ik ’s avonds in pyjama een groentetaartje bereid. Bovenop had ik een kransje van artisjokken aangebracht en in het midden een paar opengewerkte tomaten waarin met enige fantasie twee kamers, twee boezems en een dichtgeslibde kransslagader waren te herkennen. Precies datgene waarmee mijn vader in zijn laatste dagen geconfronteerd was geweest.

Toen ik het geheel in het fornuis schoof en het ovengedeelte wilde aansteken, bleek het lucifersdoosje dat altijd paraat op de rand van de kookplaat ligt, leeg.

Daar moet mijn vader achter zitten, ging het door me heen.

Gewend als ik ben om in mijn huishouden alles wat op, leeg of over de datum dreigt te raken, terstond aan te vullen, had daar een vol doosje lucifers moeten liggen. Het kon dus niet anders dan dat het volle doosje door een ondoorgrondelijke metafysische handeling met een leeg doosje was verwisseld. Zelfs over zijn dood heen probeerde mijn vader nog mijn dagelijks leven naar zijn hand te zetten. Iets wat hij al sinds mijn vroege jeugd gedaan had, maar met het groeien der jaren met steeds minder succes. Om die reden noemde hij mijn opvoeding mislukt. Niettemin liet hij dus weer van zich horen.

Ik besloot mij door deze postmortale handelwijze niet uit het veld te laten slaan en belde de buren. Zij bleken slechts over een gasaansteker te beschikken. Maar om nu eerst de oven vol gas te laten stromen en er dan een elektronisch vonkje op los te laten, leek mij niet de juiste manier om een groentetaartje gaar te krijgen.

Bovendien was dat misschien wel net wat mijn vader wilde. Dat ik op de dag van zijn crematie met fornuis en al de lucht in zou vliegen. Zie je wel, jongen, ik heb het altijd al gezegd. Zonder het toezicht van je vader is het niks gedaan met jou.

Na nog een paar vergeefse telefoontjes naar buurtbewoners, waaruit alleen maar duidelijk werd dat de lucifers op hun retour zijn (wat goed is voor het milieu maar slecht voor de Zweedse bosarbeiders en hun gezinnen), besloot ik de taart dan maar in ongebakken vorm te verorberen. Want mij laten kisten door mijn vader, dat nooit!

Ik begon met de tomaten die koel en fris het meest aantrekkelijk waren. Met de rauwe artisjokken had ik aanzienlijk meer moeite, maar met stevig doorkauwen (goed voor het behoud van de vitaminen) kreeg ik ze uiteindelijk weg. Het wegwerken tenslotte van het nog natte bladerdeeg was de grootste opgave en lukte maar gedeeltelijk. Ik kon kauwen wat ik wilde, maar het bleef een soort smakeloze plak kauwgom die aan mijn tanden en gehemelte bleef kleven en op zeker moment zelfs mijn luchtpijp dreigde af te sluiten.

Omdat inmiddels ook de griep zich weer liet gelden en ik de koorts langzaam richting veertig graden voelde klimmen, liet ik de rest van de taart maar op tafel staan en kroop ik terug in bed.

In het holst van de nacht werd ik met buikkrampen wakker. Nog net op tijd haalde ik de wc waar de taart, nu in half verteerde vorm, weer naar buiten kwam.

Had-ie me toch nog te pakken, die ouwe.

Auteur: Ed Bruinvis

Studeerde voor tekenleraar aan de Arnhemse kunstacademie en normatieve maatschappijleer bij professor Hoefnagels (Radboud Universiteit). Is sindsdien actief in het vredes- en ontwikkelingswerk (Stichting Doca, Platform Arnhem Mondiaal en landelijk Platform tegen Wapenhandel). Publiceert behalve onderzoekswerk ook poëzie (Rivierklei, 2008, De Muze, 2015 en Vage klachten, 2019) en verhalen (Open op zondag, 2010 en Het terras, 2014), in 2017 gevolgd door de novelle Angelie. In 2019 verscheen (digitaal) het boek Arnhem Mondiaal over veertig jaar samenwerkende Arnhemse vredes- en ontwikkelingsorganisaties.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *