De Russen

September 2014: 70 jaar na dato

Voetje voor voetje kwam de man naar het bankje bij de bushalte geschuifeld waarop een leeftijdsgenoot – ook al slecht ter been – tien minuten eerder had plaatsgenomen.

‘Ga jij ook naar Barneveld?, vroeg hij.

‘Nee’, antwoordde de ander. ‘Moet dat dan?’

‘Maar dit is anders wel de bushalte voor Barneveld.’

‘Kan wel zijn, maar als je niet met de bus mee hoeft mag je toch nog wel op dit bankje in het zonnetje zitten? Of is dat ook al verboden tegenwoordig?’

‘Ik denk dat het wel mag’, zei de ander sussend. ‘Anders had er wel een bordje gehangen dat je hier alleen mag zitten als je met de bus meegaat.’

De beide mannen zwegen en keken, gebroederlijk naast elkaar gezeten, naar de lindebomen aan de overkant van de weg, waar bij ieder zuchtje wind zaadjes als helikopertjes uit omlaag dwarrelden.

‘En bovendien,’ begon de een weer, ‘wat zou ik moeten in Barneveld? Ze hebben er alleen maar kippen. Vitesse heeft trouwens ook weer verloren.’

‘Nou, alleen maar kippen …’

‘Ik zeg, Vitesse heeft ook weer verloren. Komt allemaal door die Russen.’

‘Wat hebben de Russen daar nou mee te maken?’

‘Alles! Vitesse ís van de Russen. Die maken daar de dienst uit. En vanaf het moment dat de Russen daar de baas werden, is het alleen maar bergafwaarts gegaan met Vitesse.’

Hij probeerde met de punt van zijn schoen een kroonkurk van de tegels te wippen, maar zijn schoen schoot er telkens langs.

‘Ik heb ze nooit vertrouwd, die Russen. Zeventig jaar geleden niet en nu nog steeds niet. Ze veroveren eerst de voetbalclubs en daarna de rest, let op mijn woorden. Voor je het weet zijn we hier helemaal Russisch.’

De ander haalde de schouders op.

‘Amerikanen of Russen, wat maakt het uit? Drinken we wodka in plaats van cola. Zijn we eerder dronken, dat is alles.’

‘Zo, is dat alles?! Heb jij die Poetin wel eens op tv gezien? Die was vroeger chef van de geheime dienst. Dat kun je nu nog zien aan zijn oogopslag. Hij koopt alle voetbalclubs op in dit land om er vijfde colonnes van te maken.’

De ander kreeg zichtbaar genoeg van het onderwerp, maar zijn metgezel leek het niet op te merken.

‘In Barneveld hebben ze ook een voetbalclub. Spelen vierde klasse KNVB. Als Vitesse blijft spelen zoals ze nu doen komen ze ook nog een keer in de vierde klasse terecht, let op mijn woorden.’

‘In Barneveld hebben we ondergedoken gezeten in november ’44 na die overval op dat distributiekantoor, weet je nog?’

‘Natuurlijk weet ik dat nog. Jij mocht overdag in de kantine van die voetbalclub komen om op te warmen, maar ik moest de godganse dag in dat tochtige kippenhok blijven zitten.’

‘Ach, je moet maar zo denken, we hebben het overleefd. Riet is dood trouwens.’

‘Riet?!’

‘Ja, Riet. Onze koerierster, weet je nog?’

‘Ja natuurlijk weet ik dat nog. Ze zat bij de verboden communistische partij. Had je nog contact met haar?’

‘Zo af en toe. Ze is vorige week overleden. Wordt vanmiddag begraven in Barneveld.’

‘O, vandaar. Ik dacht al, wat moet jij met je zondagse goed nou in Barneveld.’

Auteur: Ed Bruinvis

Studeerde voor tekenleraar aan de Arnhemse kunstacademie en normatieve maatschappijleer bij professor Hoefnagels (Radboud Universiteit). Is sindsdien actief in het vredes- en ontwikkelingswerk (Stichting Doca, Platform Arnhem Mondiaal en landelijk Platform tegen Wapenhandel). Publiceert behalve onderzoekswerk ook poëzie (Rivierklei, 2008, De Muze, 2015 en Vage klachten, 2019) en verhalen (Open op zondag, 2010 en Het terras, 2014), in 2017 gevolgd door de novelle Angelie. In 2019 verscheen (digitaal) het boek Arnhem Mondiaal over veertig jaar samenwerkende Arnhemse vredes- en ontwikkelingsorganisaties.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *