De processie

Op zoek naar de restanten van een oud kasteel (een bizarre hobby van me waar ik maar niet los van kom), belandde ik afgelopen zondag in Oud-Zevenaar.  Daar hingen de straten vol met geelwitte vaantjes en riep een stem voortdurend ’Test! Test!’ uit luidsprekers die aan straatlantaarns waren bevestigd. Om iemand die op zoek is naar zijn voorvaderlijk stamslot op die manier een ontvangst te bereiden, valt als geste te waarderen, maar ik vond het toch wat overdreven.

Bij het kerkje van Oud-Zevenaar aangekomen – veel meer dan dat kerkje is Oud-Zevenaar overigens niet – bleek dat het vlagvertoon een heel ander doel diende. De vaantjes markeerden de te volgen route van een processie ter verering van Onze Lieve Vrouwe van Smarten die jaarlijks in de derde week van juni in dit dorp wordt gehouden. Ik kwam precies op tijd om te zien hoe kleine meisjes in witte jurkjes met Mariabeeldjes zo groot als Barbiepoppen in een rij gingen staan tussen fanfares met vaandels en in grijze pijen gehulde geestelijken die kwistig met wierookvaatjes zwaaiden.

Via de luidsprekers werd de start van de processie aangekondigd met de oproep aan de dorpsbewoners om achter de stoet aan te sluiten. Ik wilde net verder lopen toen een paar vriendelijke maar dwingende handen mij tussen de processiegangers duwden. Ik keek om en zag een drietal heren in donkere kostuums met zilverkleurige sjerpen die mij minzaam toeknikten.

‘De processie is voor allen die langs ’s Heeren wegen gaan’, zei een van hen terwijl de beide anderen instemmend knikten.

‘Jawel’, zei ik, ‘maar ik moet eigenlijk de andere kant op.’

De heren keken elkaar even veelbetekenend aan.

‘Willen wij niet allemaal zo nu en dan een andere kant op?’ zei de eerste man weer. ‘Maar het is de Here die uiteindelijk bepaalt welke weg wij hebben te gaan.’

Daar had ik natuurlijk niet van terug, zodat ik besloot om maar van de nood een deugd te maken en de gebeurtenis als een leerzame ervaring te ondergaan. Per slot van rekening had ik de hele middag nog om naar die kasteelrestanten te zoeken.

De drie heren kwamen echter zo dicht naast me lopen dat me het gevoel bekroop door hen te worden opgebracht. Ondertussen zette voor me in de rij een koor gewijde gezangen in, terwijl achter me steeds meer dorpsbewoners aansloten en met slepende tred meeschuifelden, sommigen meeneuriënd met het koor. Telkens als ik even omkeek zwegen ze abrupt en keken ze me doordringend aan. Ik begon een beetje spijt te krijgen van mijn besluit om in deze plechtigheid mee te gaan. De stem uit de luidsprekers langs de straten droeg daar ook het nodige toe bij. Nu weer uitbundig, dan weer zalvend werd verhaald over het lijden dat geen lijden hoeft te zijn zolang we maar in haar, de Moeder der Smarten, blijven geloven. En ook dat Maria gekroond zou worden of misschien al was, dat weet ik niet goed meer. Na een klein uur lopen eindigde de processie op een veld waar onder een baldakijn een kansel stond opgesteld met daarachter een rij kleurige heiligenbeelden. Voor het podiumpje stonden een paar honderd stoelen in rijen van twintig waarop al vele dorpsbewoners, in stemmige kledij, een plaatsje hadden gevonden. De fanfares stelden zich op naast de kansel terwijl de in helder wit geklede meisjes in een lange rij voor het podium gingen staan, hun Mariabeeldjes tegen zich aan geklemd.

Een dame in het zwart met een microfoon in haar hand liep op de drie heren toe die mij tijdens de tocht hadden begeleid.

‘Wel, heren broedermeesters, ieder jaar doet zich in of rond onze processie wel een klein wonder voor. Is daar ook dit jaar weer sprake van geweest?’

Gretig duwde ze de microfoon voor de mond van een van hen.

‘Welzeker’, antwoordde de man op mij wijzend, ‘deze heer hier is onverwacht in ons midden gekomen. Onder de indruk van onze Mariadevotie heeft hij zich tijdens de processie spontaan bekeerd tot het ware geloof!’

Met een lichte vertraging hoorde ik de stem van de man terugkomen uit de vele luidsprekers die om het veld stonden opgesteld.

De vrouw liet haar blik over mij heen glijden. Van mijn wandelschoenen naar mijn blote benen, waarna haar blik even bleef hangen bij mijn korte broek en toen langzaam via mijn shirt omhoog kroop naar mijn zomerhoedje.

Haar stem haperde even toen ze me vroeg: ‘Is dat u werkelijk hier, bij ons in de processie, overkomen zoals in de rozenkransmysteries reeds is aangekondigd?’

‘Nou, mevrouw’, begon ik. ‘Het zit eigenlijk zo, dat ik al een tijdje op zoek ben naar de restanten van …’

Ze liet me niet uitspreken. Haar stem sloeg over in een jubeltoon toen ze uitriep: ’Hoort u dat, dames en heren?! Deze heer hier naast me, die niet van hier is, dat kunt u zo wel zien, heeft tijdens onze processie de restanten van zijn ware geloof ontdekt, is dat niet een wonder gelijk?!’

De mannen en vrouwen uit de stoet die zich net een stoeltje hadden uitgezocht, sprongen weer op en gingen druk met elkaar in discussie, af en toe kritische blikken in mijn richting werpend.

In de drukte die hierop volgde, lukte het mij om me onopvallend in het struikgewas dat het veld omgaf, terug te trekken. Me een weg banend door wilgenstruiken en braamslierten, bereikte ik vervolgens de dijk waarna ik erin slaagde om ongezien uit Oud-Zevenaar weg te komen.

Maar hoe ik sinds zondag ook tot Onze Lieve Vrouwe van Smarten bid, de jeuk op mijn benen door de opgelopen brandnetelblaren wil maar niet overgaan.

Auteur: Ed Bruinvis

Studeerde voor tekenleraar aan de Arnhemse kunstacademie en normatieve maatschappijleer bij professor Hoefnagels (Radboud Universiteit). Is sindsdien actief in het vredes- en ontwikkelingswerk (Stichting Doca, Platform Arnhem Mondiaal en landelijk Platform tegen Wapenhandel). Publiceert behalve onderzoekswerk ook poëzie (Rivierklei, 2008, De Muze, 2015 en Vage klachten, 2019) en verhalen (Open op zondag, 2010 en Het terras, 2014), in 2017 gevolgd door de novelle Angelie. In 2019 verscheen (digitaal) het boek Arnhem Mondiaal over veertig jaar samenwerkende Arnhemse vredes- en ontwikkelingsorganisaties.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *