Contact

Ik moet voordragen in Oosterbeek en zit op een bankje op het Willemsplein te wachten op lijn 1. Er komt een jonge vrouw op me af. Ze draagt een zonnebril met glazen zo groot als gebaksschoteltjes. Ze moet de bus hebben naar Arnhem-Zuid, zegt ze zonder haar bril af te zetten. Of ik weet welke lijn dat is. Ik zeg haar dat ze me net zo goed kan vragen om een getal onder de honderd te raden. Arnhem-Zuid is minstens zo groot als Arnhem-Noord, leg ik haar uit, dus zoveel wijken als er in Arnhem-Zuid zijn, zoveel buslijnen zijn er. Ze zegt dat ze op de Mierlostraat moet zijn. Ik zeg haar dat als Arnhem-Zuid minstens zo groot is geworden als Arnhem-Noord het aantal straten navenant is meegegroeid en dat ik van die honderden straten die daar nu zijn niet zou weten in welke wijk ze liggen. Ze zegt me dat het misschien beter is als ze even een telefoontje pleegt. Ik zeg haar dat me dat een goed idee lijkt. Ze loopt terug naar haar vriendje dat een eindje verderop een computerspelletje op zijn iPad speelt en zegt tegen hem dat die man die daar op dat bankje zit, het ook niet weet.

Alsof hij op zijn beurt gewacht heeft, komt er vervolgens een donker gekleurde jongen op me toelopen. Hij heeft een wat eigenaardig starende blik in zijn ogen. Hij gaat pal voor me op de stoeprand staan en zegt dat hij toen hij 16 jaar was een vriendinnetje had van 15 en dat er toen bij de blikken bioscoop een man van 35 jaar stond die zijn vriendinnetje inpikte. Hij gaat op zijn tenen staan om aan te geven hoe groot die man van 35 wel niet was. Hij zegt dat wanneer alle oudere mannen de jonge meisjes inpikken, er voor hem niets overblijft. Terwijl ik het verslag tot me door laat dringen, draait hij een halve slag op zijn hielen en loopt het plein af.

Op dat moment komt lijn 1 aangereden. De chauffeur opent de deur en vraagt me waar ik moet zijn in Oosterbeek. Ik zeg dat ik bij Tuin de Lage Oorsprong moet zijn. Hij zegt dat lijn 1 daar geen halte heeft. Ik zeg dat ik dat weet en dat ik het laatste stuk ga lopen. Hij zegt dat ik dan beter de fiets kan nemen. Ik zeg hem dat dat niet gaat omdat mijn fiets op mijn vakantieadres in Vorden staat. Hij zegt dat hij dan niet begrijpt wat ik in Arnhem doe als ik op vakantie in Vorden ben. Ik las in de krant dat er in ons land een groeiend gebrek aan communicatie is. Mensen schijnen steeds minder contact met elkaar te hebben. Ik begrijp dat niet. Ik heb juist heel veel contact met mensen.

Auteur: Ed Bruinvis

Studeerde voor tekenleraar aan de Arnhemse kunstacademie en normatieve maatschappijleer bij professor Hoefnagels (Radboud Universiteit). Is sindsdien actief in het vredes- en ontwikkelingswerk (Stichting Doca, Platform Arnhem Mondiaal en landelijk Platform tegen Wapenhandel). Publiceert behalve onderzoekswerk ook poëzie (Rivierklei, 2008, De Muze, 2015 en Vage klachten, 2019) en verhalen (Open op zondag, 2010 en Het terras, 2014), in 2017 gevolgd door de novelle Angelie. In 2019 verscheen (digitaal) het boek Arnhem Mondiaal over veertig jaar samenwerkende Arnhemse vredes- en ontwikkelingsorganisaties.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *