Op bezoek

(Week van het Testament 2011)

Behoedzaam, bijna sluipend, liepen ze achter elkaar langs het tuinhek. Telkens tussen de struiken doorglurend leken ze nog het meest op twee schooljongetjes die van plan zijn te gaan belletje trekken. Bij een overhangende berk hield de voorste stil. Met zijn wandelstok wees hij tussen de dichte rododendrons door.

‘Kijk, hier woont ze dus.’

De ander kwam naast hem staan en probeerde tussen de bladeren door te kijken.

‘Ik zie niks!’

‘Nee, maar achter deze struiken staat dus de villa waar ze woont. Ze is van onze leeftijd maar ze oogt nog zo fris als een lentezonnetje!’

‘Lentefee’, verbeterde de ander.

‘Wat zei ik dan?’

‘Je zei ‘lentezonnetje’, maar je bedoelde waarschijnlijk ‘lentefee’ of iets dergelijks. Je kunt niet ogen als een zonnetje. Dat is geen goed Nederlands.’

‘O, nou goed. Ik wil maar zeggen dat ze er voor haar leeftijd nog geweldig uitziet. Ik ken haar nu al dik dertig jaar en ik had…’

‘Stil eens’, onderbrak de ander hem, ‘ik hoor wat, geloof ik.’

Achter de struiken klonk opeens het schrapen van een grashark.

‘Ik zei dat ik altijd graag nog eens…’ Hij maakte zijn zin niet af maar probeerde met beide handen een schuivende beweging te maken. Daarbij ontglipte hem echter de wandelstok die kletterend op het trottoir viel.

‘Ben jij dat, Kees?!’, klonk een vrouwenstem van achter de struiken.

Er werd een hark neergegooid en iemand baande zich met veel gekraak een weg door de struiken. De takken werden uiteen geduwd en achter het hek verscheen een vrouw in een tuinbroek. Om haar hoofd had ze een zijden sjaaltje gebonden en ze droeg werkhandschoenen tot halverwege haar armen.

‘O, dag Elise! Ik zeg net tegen Theo, wat komen die rododendrons in je tuin toch weer prachtig in de knop!’

‘Rododendrons staan de hele winter in de knop, Kees. Is dat soms je broer?’ Ze knikte naar de andere man en nam hem van top tot teen aandachtig op.

‘Eh, nee, dat is mijn goede vriend Theo. We kennen elkaar al vanaf de lagere school. Een paar keer per jaar zoeken we elkaar op. Om bij te praten zogezegd.’

‘Hm, interessant’, zei de vrouw. ‘En nu kwam jullie natuurlijk net langs voor een kop thee?’

‘Nou, weet je, Elise, Theo en ik wilden nog…’

‘Ja, graag’, zei de ander. ‘Leuk idee!’

‘Volg het hek dan maar tot je bij een poortje komt. En loop maar vast door naar de keuken. Ik ruim nog even de laatste bladeren op.’

De vrouw schonk de kopjes nog eens vol en liet het schaaltje met speculaas rondgaan.

‘En toen mijn man dus twaalf jaar geleden kwam te overlijden liet hij me dit huis na samen met deze kolossale tuin. Mooi hoor, zoveel groen om je heen, maar een werk wat dat alle dagen geeft! Ik zou wel wat hulp kunnen gebruiken, denk ik wel eens. Maar ja, kom daar maar eens om tegenwoordig. En dan moet het ook nog iemand zijn met groene vingers, want anders schiet je er nog niets mee op.’

Ze keek Theo doordringend aan die onder haar blik wat ongemakkelijk heen en weer begon te schuiven op zijn stoel.

‘U lijkt me nou echt iemand die van aanpakken weet. Houd u van tuinieren?’

‘Ach’, begon Theo, ‘thuis maai ik het gazonnetje wel eens en ik knip natuurlijk regelmatig de heg omdat de buren anders…’

De vrouw klapte enthousiast in haar handen.

‘Kijk, dat bedoel ik nou! Een man die van aanpakken weet! Kom mee jullie, we gaan de tuin in.’

‘Nou, weet je Elise, Theo en ik moeten nog…’

Maar Theo was al opgestaan.’

‘Goed dan, laat die tuin maar eens zien juffrouw, eh, Elise!’

Het was eind van de middag en de zon zonk al in het westen toen beide mannen het tuinpoortje uitkwamen.

‘Je had helemaal gelijk, Kees, mooie vrouw die Elise! Ze vroeg of ik over een maandje weer eens langs kwam. Ik hoop alleen dat ik morgen mijn bed uit kan komen, want ik zal mijn rug dan wel voelen. Alleen even de rand van het gazon afsteken, zei ze…’

Kees zei niets. Hij leunde zwaar op zijn stok en hinkte wat. Op zijn broekspijpen zaten donkere moddervlekken en een groot formaat pleister sierde de bovenkant van zijn hand.

Auteur: Ed Bruinvis

Studeerde voor tekenleraar aan de Arnhemse kunstacademie en normatieve maatschappijleer bij professor Hoefnagels (Radboud Universiteit). Is sindsdien actief in het vredes- en ontwikkelingswerk (Stichting Doca, Platform Arnhem Mondiaal en landelijk Platform tegen Wapenhandel). Publiceert behalve onderzoekswerk ook poëzie (Rivierklei, 2008, De Muze, 2015 en Vage klachten, 2019) en verhalen (Open op zondag, 2010 en Het terras, 2014), in 2017 gevolgd door de novelle Angelie. In 2019 verscheen (digitaal) het boek Arnhem Mondiaal over veertig jaar samenwerkende Arnhemse vredes- en ontwikkelingsorganisaties.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *