Vakantie

Hij draagt een bril met fors montuur en een roodgestreept overhemd en hij heeft een caravan zo groot als een huis. Met de nodige stuurmanskunst heeft hij hem aan de overzijde van het veld langs de rij struiken geparkeerd. Het ding staat er pontificaal, opdringerig wit tussen al het zomergroen, maar netjes. Hij weet niet goed wat hij zal gaan doen. Hij is schadevrij op het veld aangekomen, dat was al heel wat, maar wat nu? Hij staat besluiteloos in de opening van zijn huis en kijkt het veld over als een legeraanvoerder die het eigenlijk nog te vroeg vindt voor het geplande offensief, maar ook niet weet of nietsdoen zijn troepen wel gemotiveerd houdt. Hij grijpt de ligstoel naast hem, klapt hem uit en plaatst hem op het gras naast het trapje van zijn huis. Het ding staat er wat verloren, past niet zo goed bij de imposante koele gevel. De man ziet dat ook, weifelt, grijpt de stoel weer bij de armleuningen, klapt hem dicht en zet hem licht geërgerd terug in het interieur. Vergeefs meegenomen, zie je hem denken.

Kan eigenlijk meteen wel van het lijstje vakantiespullen worden geschrapt. Maar wat dan? Het is per slot van rekening zomer. En wat is een zomer zonder ligstoel? Hij daalt het trapje weer af, kijkt eens om zich heen, beziet zijn huis met een scheef hoofd. Staat hij hier eigenlijk wel goed? Was haaks op de heg aan de overzijde van het veld niet eigenlijk een betere plek geweest? Hij kijkt omhoog, schat de stand van de zon tegen het einde van de dag, bukt zich en plukt wat gras. Door het omhoog te gooien probeert hij de windrichting te bepalen, maar de sprietjes dwarrelen alle kanten uit. Hij loopt terug naar zijn huis, bestijgt het trapje en komt weer naar buiten, ditmaal met een schotelantenne. Dan maar televisie kijken. Hij is per slot van rekening op vakantie gegaan om zich te ontspannen. Hij plaatst het geval naast het uiteinde van de trekhaak in het gras. Daar is het nog net zíjn staanplaats, zíjn terrein, daar mag het nog zonder inbreuk te plegen op de privacy van het kampeerterrein worden neergezet. Met een paar koorden en haringen verankert hij het geheel en steekt dan de kabel in een stopcontact achter een luikje van zijn huis. Zo, televisie kijken hoort nu tot de concrete mogelijkheden om zijn vakantieweekend door te komen. Hij klimt zijn huis weer in om de afstelling te controleren. Die blijkt toch niet helemaal naar tevredenheid. Hij komt weer tevoorschijn en schuift en draait wat aan de schotel. Opnieuw naar binnen, telkens zorgvuldig zijn schoenen schoon vegend aan het trapje. Hij doet het, het beeld is scherp, het geluid is om aan te horen, in elk geval zonder piepjes en bromtonen. Nu nog hopen dat er vanavond wat zinnigs wordt uitgezonden. Hij komt naar buiten, zet zijn bril recht en kijkt rond. Er moest nog iets dringends worden gedaan, maar wat ook weer? Peinzend kijkt hij naar de punten van zijn schoenen. Betalen? Nee, dat is altijd bij vertrek. Benzine controleren? Nee, onderweg heeft hij nog getankt. Hij wrijft zich over het voorhoofd. Het had met het kamperen zelf te maken. Wat moest je ook eerst altijd doen als je ergens aankwam? Hij weet het niet meer en wil weglopen voor een wandelingetje over het terrein. Dan schiet het hem weer te binnen. Water halen! Je moest altijd eerst water halen. Hij had het reservoir thuis kunnen vullen natuurlijk, maar hier op het kampeerterrein is vers water, beter water, kampeerwater. Thuis alles al regelen is niet echt met vakantie gaan. Je moet iets aan het improviseren over willen laten. Hij klimt zijn huis weer in en komt met een jerrycan naar buiten. Zelf water tappen bij het kraantje tussen de struiken is eigenlijk op zichzelf al vakantie. Met een arm wijd uitgestrekt voor het evenwicht en de ander stijf omlaag hangend vanwege de tien kilo water die eraan hangt, beent hij weer terug naar zijn huis. Is me dat even afzien! Vakantie is leuk maar ook wel afzien op zijn tijd. Dat zal hij eenmaal thuis op de eerste de beste verjaardag wel eens even te berde brengen. Vakantie ís leuk, maar denk niet dat alles dan vanzelf gaat, beste mensen! Er moet gewerkt worden! Denk alleen eens even aan het water dat je telkens moet halen. Een jerrycan van tien liter. Heeft mijnheer, mevrouw, enig idee hoe zwaar dat is? Met een zwaai zet hij de jerrycan in de deuropening. Zo die staat, dat heeft hij toch maar weer even gefikst. Wat nu? Hij was net nog van plan om iets te gaan doen. Nog iets vakantieachtigs, maar wat was dat ook al weer? Het had iets met de plek zelf te maken. O ja, hij zou een wandelingetje over het terrein gaan maken. Leuk idee! Iets waarvan je nou eens echt in de vakantiestemming kunt raken. Even een rondje langs de tenten en andere caravans. Links en rechts wat groeten, een voorbijkomend jongetje over de bol aaien, een slecht geschoten bal terugschoppen, misschien zelfs wel een praatje maken met een andere gast. Staat u hier al lang? Bevalt het terrein? O, u komt hier vaker, juist, vandaar. Hij gooit de deur van zijn huis dicht en loopt het terrein op, kijkt en passant even omhoog. Zijn dat geen regenwolken die daar aan komen drijven? Zou best wel eens kunnen. Hij loopt terug naar zijn huis, bestijgt het trapje en komt weer naar buiten met een paraplu. Met het ding onder de arm gestoken wil hij het veld oversteken, maar komt halverwege tot de conclusie dat een rondje lopen langs de tenten met een paraplu onder de arm een belachelijke vertoning is. Hij haast zich terug, rukt de deur van zijn huis open en beklimt korzelig de drie treetjes weer. Met een zwaai mikt hij de plu in het interieur, grijpt zijn jas van het haakje aan de deur en komt nerveus weer naar buiten. Zonet was hij nog in vakantiestemming, hoe snel zo’n gevoel toch kan verdwijnen! Hij wringt zijn arm in de mouw terwijl hij het trapje afdaalt, struikelt bijna op de laatste tree, rukt zijn jas weer uit. Wat moet hij eigenlijk met dat ding?! Het is vakantie en hij moet zo nodig een jas aan. Een gevoel van moedeloosheid overspoelt hem. Hij wil gaan zitten op zijn trapje, beseft dan dat hij daar telkens zijn voeten aan afveegt. Hij wil wel weer naar binnen gaan, maar weet niet wat hij daar dan zou moeten doen, de tv begint pas echt om acht uur met het journaal. Daarvoor is alles kinderspul. Hij leunt met zijn hoofd tegen de gevel van zijn stralend witte huis. Hij was hier naar toegekomen met een speciale reden maar kan er niet meer opkomen. Zijn jas glijdt uit zijn handen. Eén mouw blijft haken aan het trapje als klampt het ding zich er in wanhoop aan vast. Achter hem landt een merel in het gras op zoek naar wormen.

Auteur: Ed Bruinvis

Studeerde voor tekenleraar aan de Arnhemse kunstacademie en normatieve maatschappijleer bij professor Hoefnagels (Radboud Universiteit). Is sindsdien actief in het vredes- en ontwikkelingswerk (Stichting Doca, Platform Arnhem Mondiaal en landelijk Platform tegen Wapenhandel). Publiceert behalve onderzoekswerk ook poëzie (Rivierklei, 2008, De Muze, 2015 en Vage klachten, 2019) en verhalen (Open op zondag, 2010 en Het terras, 2014), in 2017 gevolgd door de novelle Angelie. In 2019 verscheen (digitaal) het boek Arnhem Mondiaal over veertig jaar samenwerkende Arnhemse vredes- en ontwikkelingsorganisaties.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *