Sportbril

Sinds ik de honderd meter niet meer binnen de twaalf seconden loop – en ik geef toe, dat kan ik al enkele decennia niet meer – heb ik het beklemmende gevoel dat dingen in mijn leven definitief voorbij gaan. Goed, ik speel nog iedere week mijn tafeltenniswedstrijden en ik ga nooit met minder dan een derde plaats naar huis. Maar daarmee kan ik alleen nog indruk maken op mensen die niet weten dat ons team uit slechts drie personen bestaat. Ook onder water van de ene kant van het zwembad naar de andere kant zwemmen lukt me niet meer. Alleen al de angst dat ze me halverwege moeten opdreggen weerhoudt me ervan om het nog eens te proberen. En dat terwijl ik zo’n prestatie vroeger een fluitje van een cent vond.

Lees “Sportbril” verder

Alleen eten (2)

Ik keek op van mijn varkenshaas omdat ik voelde dat er naar mij gekeken werd. Het waren de uitbater van het eetcafé en de serveerster. Ze overlegden met elkaar en keken telkens even dubbend in mijn richting. Naast hen was een echtpaar van middelbare leeftijd komen staan, een zorgelijke trek op het gezicht. Niet gereserveerd en toch hopend op een tafeltje, schatte ik in. Naast mij was het tafeltje nog leeg maar eigenlijk hoorde dat tafeltje bij dat waaraan ik zat. Omdat de tafeltjes wat aan de kleine kant waren en de caféruimte eveneens krap bemeten was, waren ze twee aan twee tegen elkaar aangeschoven. Aan de ingehouden pas van de serveerster die naar me toe kwam lopen, wist ik de vraag al voor ze hem gesteld had.

‘Mijnheer, zou u het bezwaarlijk vinden als er nog twee gasten plaatsnamen in dit hoekje?’

Lees “Alleen eten (2)” verder

Veilig

Ze kwam wat weifelend de bus in. Haar ene hand, met daarin gepast geld voor het buskaartje, strekte ze uit naar de chauffeur. Met de andere hand omklemde ze haar tasje dat ze dicht tegen zich aan gedrukt hield. Vanuit zijn functie had de chauffeur de meeste belangstelling voor de hand met het geld, maar mijn aandacht ging meteen uit naar die andere hand. Vandalisme en straatroof zijn aan de orde van de dag, maar in een streekbus valt dat wangedrag nog mee. Tot op heden tenminste. Misschien dacht de vrouw er ook zo over en was ze vast bezig om zich in te stellen op een onveilige toekomst.

Lees “Veilig” verder

Alleen eten

Ze wierp nog even steels een blik op me en boog zich toen over naar haar vriendin. Beiden droegen het grijze haar in een vlecht achter op het hoofd gespeld en beiden hadden zich een likeurtje laten inschenken.

‘Weet je, ik vind het gewoon niet gezellig, dat is het. Ik zeg er verder niets van en zo’n vent moet het helemaal zelf weten natuurlijk. Maar ik vind het niet gezellig. En het is ook niet gezond.’

Lees “Alleen eten” verder

Op kop rijden

Ik dacht dat het fenomeen was uitgestorven. Maar zwervend door het buitengebied kwam ik het laatst opeens weer tegen: het in groepsverband naar en van school fietsen. Vanuit het bos komend moest ik stoppen voor het verkeer over een provinciale weg. En plotseling waren ze daar, met wel twintig tegelijk. Mijn hart sprong op. Keurig twee aan twee, de uitpuilende schooltassen op de bagagedrager of meegetorst als rugzak. Ze schoven voorbij als in een film. De jongens luidruchtig grappend om aandacht. De meisjes, allang niet meer lettend op dat braniegedrag, ernstig met elkaar converserend over serieuzere zaken als onbetaalbare nieuwe schoenen of de huwelijkse staat van de nieuwe mentor.

Lees “Op kop rijden” verder

Arnhemmer in Parijs

Voor David

Een goede buur van me, thans verre vriend, dames en heren, trok jaren geleden naar Parijs om er de liefde van zijn leven te vinden. Of preciezer gezegd, hij meende die al in Arnhem te hebben gevonden maar pas in Parijs tot volle bloei te kunnen brengen. Een onderneming waarin hij – tot teleurstelling van ons allemaal – maar gedeeltelijk is geslaagd. Het werd namelijk een avontuur van korte duur. En een stuk minder poëtisch dan het hier klinkt.

Lees “Arnhemmer in Parijs” verder

Gezelschap

Ik zit in mijn onderbroek in een van de campingbaas geleende ligstoel naast mijn tent in het zonnetje en lees een boek. Het is een leuk boek vol grappige wendingen. Een boek zoals ik nodig zelf eens zou moeten schrijven als ik het maar kon. Het boek houdt me zo bezig dat ik haar niet hoor aankomen. Opeens staat ze naast me, haar zwaar beladen fiets aan de hand en om haar mond een lichte grijns.

‘Dag’, zegt ze.

Lees “Gezelschap” verder

Jarig

Ik schrik op uit mijn boek: de telefoon gaat.

Na een lichte weifeling loop ik naar het raam waar het toestel verstopt staat achter het gordijn. Het ding rinkelt en rammelt zo hevig dat het maar één persoon kan zijn die de stilte zo doorbreekt.

‘Ik ben het, je moeder!’, roept een stem aan de andere kant van de lijn.

‘Kan niet’, zeg ik. ‘Ik heb geen moeder. Nooit gehad ook.’

‘Gefeliciteerd met je verjaardag, jongen! Het huis zit zeker gezellig vol met mensen?’

 ‘Nee, hoor’, zeg ik. ’Ik vier mijn verjaardag nooit, dus waarom zou het huis dan vol met mensen moeten zitten?’

‘O, dus je zit gezellig alleen thuis. Maar dan ga je straks zeker gezellig de stad in?’

‘Nee’, zeg ik. ‘Ik woon in de stad en dat is al erg genoeg.’

‘Dus je blijft gezellig thuis vanavond?’

‘Zoals altijd’, zeg ik.

‘Nou, gezellig. Ik dacht, ik bel eens op want dat is toch altijd een stuk gezelliger dan een kaartje sturen.’

‘Zeker’, zeg ik. ‘Een stuk gezelliger.’

‘Nou, jongen, een gezellige avond toegewenst en tot volgend jaar maar weer.’

Ik leg de hoorn op de haak en trek de gordijnen nog wat verder dicht. Maar dat helpt niets, want opnieuw gaat de telefoon.

‘Ja, jongen, met je vader! Je moeder zei net dat je gezegd hebt dat je nooit een moeder hebt gehad. Maar dat is biologisch gesproken onmogelijk natuurlijk. Zo goed als ouders pas ouders zijn als ze een of meer kinderen hebben, zo kan een kind alleen een kind zijn geworden als het ouders heeft, begrijp je?’

Lees “Jarig” verder

Kamperen

Als ik het kampeerterreintje waar ik al een paar dagen de enige gast ben op kom fietsen, blijk ik gezelschap te hebben gekregen. Een fiets staat tegen de boom en het grasveld ligt bezaaid met kampeerspullen. Daar midden tussen in zit een man op zijn knieën. Hij is nerveus met tentstokken in de weer. Telkens moet hij zijn leesbril opzetten om de handleiding te kunnen raadplegen. Hij zoekt de zomen van de binnentent waar de stokken doorheen geschoven moeten worden, maar hij kan ze niet vinden. Met de scheerlijnen losjes om zijn hals geslagen doet hij me opeens denken aan de vroegere prenten van Yrrah waarop mensen zich ook op de gekste plekken proberen op te hangen.

‘Wil het een beetje lukken?’, vraag ik, zorgvuldig ironie in mijn toon vermijdend.

Lees “Kamperen” verder