Speurtocht

De voordeurbel gaat. Niet met zo’n fraaie dingdong en een minutenlange nagalm als in mijn vorige woning, maar met een schor, krassend geluid alsof een kat probeert een dichte deur open te krabben. Ik vrees dan ook al menige bezoeker in de kou te hebben laten staan omdat het aanbellen mij ontgaat wanneer ik in de studeerkamer aan het werk ben.

Natuurlijk zou ik de bel kunnen vervangen door een helder klinkend apparaat, maar bij de verbouwing van het huis zijn de buitenmuren uit 1936 voorzien van voorzetwanden. Aan de binnenkant wel te verstaan. Daarachter, in de loze ruimtes, zijn de stroomdraden van het huis weggewerkt. Daarom vrees ik dat wanneer ik de bel losschroef het kleine stukje stroomdraad wegschiet in die loze ruimte en ik het halve huis moet afbreken om weer bij dat eindje draad te komen.

Ditmaal hoor ik de bel dus wel en ik spoed mij de trap af. Op de stoep staat een meisje van een jaar of dertien, veertien. Maar vijftien, zestien zou ook kunnen en het zou me niet verbazen als ze uiteindelijk negentien blijkt te zijn want je weet het tegenwoordig niet meer. In mijn tienerjaren kon ik de leeftijd van een meisje tot op de maand nauwkeurig schatten maar tegenwoordig waag ik me daar niet meer aan. Je kunt er zo járen naast zitten. En je staat helemaal in je hemd wanneer je een vrouw van negentien aanspreekt alsof het een kind van dertien is. Of andersom natuurlijk. Of dat aan mij ligt of dat meisjes in de loop der jaren in staat zijn geraakt hun leeftijd perfect te verbloemen, weet ik niet. Ik zou het kunnen onderzoeken maar ik gun mijzelf daar de tijd niet voor. Het zou ook kunnen dat Moeder Natuur er een sport van heeft gemaakt om meisjes die amper de basisschool zijn ontgroeid, de kenmerken van een jonge vrouw te geven om hun zo een paar aantrekkelijke jaren extra te bieden.

Het meisje op de stoep doet een paar passen achteruit, vouwt haar handen op haar rug en vraagt met een Betty Boop-achtig stemmetje en dito wimpergeknipper of ze een speurtocht door mijn tuin mag uitzetten.

‘Het is voor school, meneer.’

Ik frons.

‘Een speurtocht door mijn tuin?’

‘Ja, want je kunt via dat poortje in uw tuin en het grasveld erachter bij het Molenpad komen en dat vinden we spannend.’

Ik schiet mijn tuinschoenen aan.

‘Laten we maar eens gaan kijken.’

We lopen samen de tuin in waarbij ik erop let een paar meter afstand tot haar te bewaren. Niet vanwege het coronavirus want met twee injecties achter de kiezen ben ik geen gevaar meer voor de samenleving en andersom ook niet gelukkig. Maar als je te dicht naast iemand van het andere geslacht loopt wordt dat tegenwoordig al snel als seksueel getint grensoverschrijdend gedrag uitgelegd. En om daar nu mijn schrijverscarrière voor in de waagschaal te stellen is mij wat te veel gevraagd.

‘Kijk’, zegt ze en wijst op de boogvormige uitsparing in mijn heg, ‘dat poortje bedoel ik. We vinden dat zo’n spannend poortje!’

Ik leg haar uit dat de vorige bewoner, een kweker, de heg met dat poortje zo heeft geconstrueerd dat de gewassen erachter in de luwte bleven en dat het opdelen van de grond bedoeld was om de kwekerij, de moestuin en het gazon van elkaar gescheiden te houden.

Ze knikt en vindt het allemaal ‘machtig interessant’. Als ik na een uurtje vraag of ze iets wil drinken wil ze graag sinaasappelsap. Ik heb gelukkig nog een pak in de koelkast staan en gezeten in tuinstoeltjes met een klaptafeltje tussen ons in vertelt ze over school, vriendjes en de angst voor proefwerken. Op mijn beurt vertel ik over mijn eigen schoolperiode, de dorpshistorie – vindt ze ook ‘machtig interessant’ – en dat je in het leven moet proberen om nergens bang voor te zijn en al helemaal niet voor proefwerken. We komen tot de conclusie dat een speurtocht door mijn tuin toch niet zo’n goed idee is omdat Jan en alleman dan ook door de tuin gaan zwerven. Want als zij door de tuin mogen lopen waarom wij dan niet? Ze begrijpt het. Ze begrijpt alles. Het is een meisje dat overloopt van begrip. Als ze aan het eind van de middag weer vertrekt werpt ze me een handkusje toe. Ik moet meteen aan André van Duin denken die dat ook deed na afloop van zijn 4 mei-toespraak onlangs op de Dam in Amsterdam. Uiterst gewaagd vond ik dat want ik zag de krantenkoppen al voor me: ‘Van Duin tot twintig jaar veroordeeld wegens uitlokking.’ Niettemin stuur ik haar een handkusje terug dat ze blozend in ontvangst neemt. En nu maar hopen dat dat niet gezien is door een toevallig passerende journalist.

Auteur: Ed Bruinvis

Studeerde voor tekenleraar aan de Arnhemse kunstacademie en normatieve maatschappijleer bij professor Hoefnagels (Radboud Universiteit). Is sindsdien actief in het vredes- en ontwikkelingswerk (Stichting Doca, Platform Arnhem Mondiaal en landelijk Platform tegen Wapenhandel). Publiceert behalve onderzoekswerk ook poëzie (Rivierklei, 2008, De Muze, 2015 en Vage klachten, 2019) en verhalen (Open op zondag, 2010 en Het terras, 2014), in 2017 gevolgd door de novelle Angelie. In 2019 verscheen (digitaal) het boek Arnhem Mondiaal over veertig jaar samenwerkende Arnhemse vredes- en ontwikkelingsorganisaties.

2 gedachten over “Speurtocht”

  1. Ik zit sinds twee weken in Lusaka. Maar dat neemt niet weg dat ik de poort herken.
    een klein ontroerend verhaaltje, passend in deze tijd.

Laat een reactie achter op harry Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *