Ma (3, slot)

We leven in een overbevolkt land. In het verzorgingstehuis waar mijn moeder een eigen appartement bewoonde, was dat goed te merken. Nog voor ze haar laatste adem had uitgeblazen stond de volgende huurder bij wijze van spreken al met zijn spullen voor de deur. Na het condoleren had de directrice van de instelling me even apart genomen: of we er rekening mee wilden houden dat het appartement binnen een week leeg moest zijn. Tijd om te rouwen was er niet, we moesten meteen aan de slag.

Het is de middag na de crematie. Het appartement van mijn moeder is goeddeels leeg. We zitten in een kringetje op het kale beton. In kartonnen bekertjes zit koffie met melkpoeder van twintig jaar oud. De paar koekjes die we nog in een laatje vonden verkruimelen als je ernaar kijkt. Onze laatste taak: het uitzoeken en verdelen van een paar honderd foto’s. Ma aan het strand, ma op een receptie, ma in de tuin, ma op het bovendek van een cruiseschip. De meeste foto’s gaan linea recta in een emmertje dat we in het midden hebben gezet. Maar één foto houd ik apart. Het is een vergeeld plaatje van ma tijdens de oorlog. Ze draagt een uniform dat haar veel te ruim zit, haar schouders zijn er twee keer zo breed door geworden. Dan, als ik wat beter kijk, zie ik dat het het koopvaardij-uniform van mijn vader is dat ze blijkbaar voor de grap heeft aangetrokken om er mee op de foto te kunnen. De pet staat jolig scheef op haar hoofd maar kan niet haar blik verbloemen die we later zo goed hebben leren kennen als streng en eenzelvig. ‘Omdat ik het zeg’, was steevast het antwoord dat wij als kinderen kregen als we naar het waarom vroegen van een door haar opgelegd verbod.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog was mijn moeder cheffin in de vliegtuigfabriek waar de Hawker Typhoon werd geproduceerd, een van de jachtvliegtuigen van de Britse luchtmacht in die dagen. Ze had er een trauma aan overgehouden. Niet vanwege de Duitse bombardementen – dan gingen we met ons allen gezellig in de schuilkelder, zei ze met een glimlach – maar vanwege haar functie. Ze had de taak om de vervaardigde motoronderdelen op fouten te controleren. Eén verkeerd geboord gaatje kon immers het neerstorten van het toestel veroorzaken. Maar omdat de meisjes aan de werkbanken op stukwerk werden afgerekend, betekende elk afgekeurd onderdeel voor hun een forse loonderving. En dat in een tijd dat iedere thuisgebrachte penny hielp om de armoede buiten de deur te houden. Ze hadden mijn moeder na werktijd wel eens in een stil straatje op staan wachten, vertelde ze met nog de angst van toen in haar stem.

De nacht na de crematie van mijn moeder droom ik van haar. Ze is in uniform en duwt een grote ijzeren bak voor zich uit door een immense fabriekshal. Het schrapende geluid van het ruwe ijzer over de betonnen vloer wordt nu en dan overstemd door het gedreun van explosies buiten het gebouw waarbij steeds wolken stof en gruis uit het dak omlaag dwarrelen. Ze manoeuvreert de bak tussen rijen werkbanken door waar meisjes met stofkapjes voor hun mond gaten boren in blauwglanzende blokken metaal. Ze laat hen hun werkstukken een voor een in de bak deponeren.

‘Waarom?’, huilen de meisjes. ‘Omdat ik het zeg’, antwoordt mijn moeder.

Auteur: Ed Bruinvis

Studeerde voor tekenleraar aan de Arnhemse kunstacademie en normatieve maatschappijleer bij professor Hoefnagels (Radboud Universiteit). Is sindsdien actief in het vredes- en ontwikkelingswerk (Stichting Doca, Platform Arnhem Mondiaal en landelijk Platform tegen Wapenhandel). Publiceert behalve onderzoekswerk ook poëzie (Rivierklei, 2008, De Muze, 2015 en Vage klachten, 2019) en verhalen (Open op zondag, 2010 en Het terras, 2014), in 2017 gevolgd door de novelle Angelie. In 2019 verscheen (digitaal) het boek Arnhem Mondiaal over veertig jaar samenwerkende Arnhemse vredes- en ontwikkelingsorganisaties.

Eén gedachte over “Ma (3, slot)”

Laat een reactie achter op Debuurman Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *